ECLI:NL:CBB:2002:AF0415
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- D. Roemers
- C.J. Borman
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Intrekking van exportrestitutie voor boterolie en oorsprongswijziging
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 oktober 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante A, vertegenwoordigd door mr. H.J. Bronkhorst, en verweerder het Productschap Zuivel, vertegenwoordigd door mr. A.C.R. Geelen. De procedure is gestart op 28 februari 2001 met een beroepschrift tegen een besluit van verweerder van 18 januari 2001, waarin de intrekking van een eerder verleende restitutie werd aangekondigd. Appellante had in de periode van november 1992 tot juni 1993 een grote hoeveelheid boter gekocht van de Franse firma C, die zij vervolgens had laten omsmelten tot boterolie. De Commissie had eerder bepaald dat het omsmelten van boter tot boterolie geen wijziging van oorsprong met zich meebracht, wat leidde tot de intrekking van de restitutie. Appellante betwistte dit standpunt en voerde aan dat de verwerking van boter tot boterolie wel degelijk een ingrijpende bewerking is die leidt tot een nieuw product met specifieke eigenschappen.
Tijdens de zitting op 4 september 2002 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College heeft vastgesteld dat de verwerking van boter tot boterolie niet leidt tot een wijziging van oorsprong, zoals vereist door de Europese regelgeving. De relevante artikelen uit de Verordening (EEG) nr. 876/68 en nr. 802/68 werden besproken, waarbij het College concludeerde dat de door verweerder aangevoerde argumenten niet voldoende waren om de intrekking van de restitutie te rechtvaardigen. Het College oordeelde dat de verwerking van boter tot boterolie geen wezenlijke verandering van het product met zich meebrengt en dat de argumenten van appellante niet adequaat waren weerlegd.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante en diende het griffierecht te worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij besluiten over restitutie en oorsprongswijziging in het kader van de Europese regelgeving.