4. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft - samengevat - het volgende aangevoerd.
Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Indien de gevraagde vergunning niet aan verzoeker wordt verleend krijgt verzoeker problemen met zijn financier. Het leasecontract met betrekking tot de personenauto die verzoeker als taxi wil exploiteren zal in dat geval moeten worden opgezegd. Teneinde de ontstane kosten te dekken wordt de auto thans verhuurd aan E. Vanwege belastingtechnische redenen verricht verzoeker thans niet zelf taxivervoer met deze auto.
Verzoeker was verplicht de taxi reeds voor het aanvragen van de taxivergunning aan te schaffen. Zonder auto wordt de aanvraag voor een taxivergunning door verweerder niet in behandeling genomen.
Uit artikel 26, tweede lid, van het Besluit Personenvervoer 2000 alsmede uit artikel 3 van de Europese Richtlijn 96/26/EG, volgt dat degene die zijn vakbekwaamheid inbrengt, permanent en daadwerkelijk leiding dient te geven aan het vervoer respectievelijk aan de vervoersactiviteiten. Verweerder stelt zich in de bestreden beslissing derhalve ten onrechte op het standpunt dat de vakbekwame persoon leiding dient te geven aan de onderneming.
De Nota's van Toelichting op zowel artikel 27 van het Besluit personenvervoer (Stb. 1999, 560) als artikel 26 van het Besluit Personenvervoer 2000 eisen een te vergaande betrokkenheid van de vakbekwame persoon. Hierin wordt bijvoorbeeld gesteld dat deze persoon inhoudelijk betrokken zou moeten zijn bij beslissingen inzake uitbreiding van het bedrijf, het aangaan van financiële verplichtingen, het aan- en verkoopbeleid en zelfs het dagelijks ondernemersbeleid. Dit zijn aspecten die primair betrekking hebben op ondernemen en niet primair op de vervoersactiviteit.
In het onderhavige geval beschikt de vakbekwame persoon over een volmacht die onbeperkt is qua reikwijdte en duur.
De bemoeienis van D als vakbekwaam persoon gaat blijkens de tussen partijen gemaakte afspraken verder dan uitsluitend het leiding geven aan het vervoer.
D behoeft, teneinde permanent en daadwerkelijk leiding te geven aan het vervoer, niet 24 uur per dag aanwezig te zijn naast de ondernemer. In de Nota van Toelichting bij het Besluit personenvervoer 2000 wordt aangegeven dat indien het leidinggeven door de aard en grootte van de onderneming een voltijdse aangelegenheid is, dit betekent dat de vakbekwame leidinggevende niet slechts een gedeelte van de werktijd met daadwerkelijk leidinggeven kan zijn belast. Hieruit volgt, a contrario redenerend, dat dagelijkse aanwezigheid van de vakbekwame persoon bij de kleinst denkbare onderneming, de eenmanszaak van verzoeker, niet noodzakelijk is. Onder dagelijkse aanwezigheid dient bij een eenmanszaak permanente beschikbaarheid c.q. bereikbaarheid te worden verstaan.
D geeft direct leiding aan het vervoer en draagt zorg voor de kwaliteit ervan. De administratie van het vervoer wordt door hem, dan wel onder zijn directe verantwoordelijkheid gevoerd en gecontroleerd. Niet kan de eis worden gesteld dat de procuratiehouder ook daadwerkelijk zelf alle boekingen verricht. Hij kan en mag dit door hetzij een ondergeschikte, hetzij door een daartoe aangewezen administratiekantoor laten verrichten. Zulks is in casu het geval.
Voorts acht verzoeker van belang dat verzoeker en D beide mede-eigenaren zijn bij de taxicentrale E. Deze centrale verricht ten behoeve van het vervoer diverse diensten.
Verzoeker en D hebben meer dan wekelijks overleg over de gang van zaken bij B. Voorts worden alle rittenkaarten door D gecontroleerd, alsmede de staat van het vervoermiddel. D en verzoeker rijden nagenoeg dezelfde diensten bij hun taxicentrale. Zij kunnen dan ook op ieder gewenst moment contact hebben.
Verzoeker stelt zich op grond van het vorenstaande op het standpunt dat D voldoet aan de gestelde normen en leiding geeft aan, en de verantwoordelijkheid kan nemen voor een kwalitatief goed taxivervoer.
D vraagt geen vergoeding aan verzoeker voor de door hem verleende diensten, omdat beide samen een onderneming starten. D acht het onredelijk om onder deze omstandigheden een vergoeding te vragen.
Verweerder heeft ten onrechte van verzoeker geen mondelinge toelichting op zijn aanvraag gevraagd, zelfs niet waar deze nadrukkelijk is aangeboden. Op deze wijze kan het verweerder niet duidelijk worden hoe de werkverhouding c.q. -verdeling feitelijk is.
De bestreden beslissing is derhalve in strijd met de wet, onzorgvuldig voorbereid, gebrekkig gemotiveerd en de resultante van een zwalkend beleid.
Verweerder lijkt met zijn bevoegdheid op grond van artikel 4 van de Wet een ander doel na te streven dan waartoe die bevoegdheid is gegeven.