5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ten aanzien van de grieven, weergegeven onder 4.1 van deze uitspraak, overweegt het College als volgt.
Ingevolge artikel 7 van de Ewet 1998 kan verweerder van een netbeheerder de gegevens en inlichtingen verlangen die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem in deze wet opgedragen taken. Naar het oordeel van het College zijn afschriften van de onder 5.6.5, onder e, van de Netcode vermelde stukken aan te merken als gegevens of inlichtingen in vorenbedoelde zin. Immers, van het uitoefenen van toezicht op naleving van de Ewet 1998 - ingevolge artikel 5 van de Ewet opgedragen aan verweerder - maakt mede deel uit het uitoefenen van toezicht op naleving van de in de voorwaarden, bedoeld in artikel 36 juncto artikel 31 van de Ewet 1998, neergelegde gedragsregels. Tot deze gedragsregels behoren de in paragraaf 5.6 van de Netcode neergelegde bepalingen met betrekking tot de reservering van importcapaciteit ten behoeve van de Sep-contracten, in het bijzonder artikel 5.6.7. Om te kunnen controleren of toewijzing bij voorrang geschiedt aan en zich beperkt tot Sep-transporten waarvoor dit uit de regels van de Netcode voortvloeit, is het nodig te beschikken over gegevens en informatie, blijkend uit de in artikel 5.6.5, onder e, bedoelde stukken.
Nu voorts de Netcode is vastgesteld door verweerder, worden de gegevens en inlichtingen verlangd door het orgaan dat terzake ingevolge artikel 7 van de Ewet 1998 bevoegd is. Niet valt in te zien waarom het naar buiten brengen van een verlangen als vorenbedoeld niet kenbaar gemaakt zou mogen in een in de Netcode (tijdelijk) opgenomen voorschrift.
Gelet op het vorenoverwogene is geen sprake van het maken van een uitzondering op de geheimhoudingsplicht van artikel 79 van de Ewet 1998 buiten de in de Ewet zelf geboden mogelijkheden hiertoe.
Naar het oordeel van het College bestaat er geen twijfel over dat artikel 9 van de Elektriciteitsrichtlijn de lidstaten niet belet voor te schrijven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet afschriften van de stukken als hier aan de orde, met evenweergegeven doel, zendt aan de nationale toezichthoudende instantie, die zelf gehouden is de vertrouwelijkheid van verstrekte gegevens in acht te nemen overeenkomstig artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gelet op de bijzondere (voorrangs)positie die de Sep-contracten bij de toewijzing van transportcapaciteit innemen, zijn deze contracten, ook uit een oogpunt van toezicht, niet met andere contracten op één lijn te stellen. Dientengevolge is het niet ontoelaatbaar dat het voorschrift van artikel 5.6.5, onder e, zich beperkt tot de Sep-contracten.
5.2 Ten aanzien van de onder 4.2 weergegeven grief overweegt het College het volgende.
Het bezwaarschrift strekte er op dit onderdeel toe van verweerder te vernemen dat deze de door appellante aangehangen uitleg van artikel 5.6.4, aanhef en onder a, van de Netcode deelde. In het bezwaarschrift heeft appellante dan ook aangegeven alleen bezwaar te maken voorzover verweerder haar uitleg van bedoelde bepaling niet deelt. Partijen zijn het erover eens dat het bestreden besluit ervan getuigt dat verweerder deze uitleg deelt. Onder deze omstandigheden kan niet met succes worden gesteld dat verweerder tekort is geschoten door ervan af te zien in de beslissing op bezwaar de desbetreffende grief gegrond te verklaren. Verweerder mocht, zeker gelet op de inhoud van het bezwaarschrift, volstaan met op dit punt te overwegen zoals hij heeft gedaan.
5.3 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.