In bezwaar hebben appellanten erop gewezen, dat deze bepaling geen duidelijkheid biedt voor de situatie, waarin een dergelijke overeenkomst ontbreekt.
Verweerder reageert daarop met de mededeling dat, indien er geen overeenkomst met de netbeheerder is, geen blindvermogen wordt geleverd door de betrokken productie-eenheid.
Appellanten voeren in beroep aan dat de tekst van de bepaling toch suggereert dat uit de Netcode feitelijk een contracteringsplicht voortvloeit. Daarom willen zij graag vastgesteld zien dat, indien geen blindvermogen gecontracteerd wordt, de betrokken productie-eenheid ook niet conform de artikelen 2.5.4.1 tot en met 2.5.4.7 van de Netcode uitgerust hoeft te worden.
Het College overweegt dat artikel 2.5.4.1 betrekking heeft op alle productie-eenheden met synchrone generator, waarvan de beheerder met de netbeheerder is overeengekomen dat de desbetreffende productie-eenheid bijdraagt aan de spannings- en blindvermogenshuishouding van het desbetreffende net. Artikel 2.5.4.6 verplicht tot het kunnen leveren van de met de netbeheerder afgesproken maximale hoeveelheid blindvermogen.
Uit deze bepalingen meent het College af te leiden dat er zonder overeenkomst met de netbeheerder geen verplichting bestaat om blindvermogen te kunnen leveren. Dat is echter niet in overeenstemming met de overweging van verweerder in het verweerschrift:
"…dat ook hiervoor weer een onderscheid moet worden gemaakt naar de te creëren voorzieningen daarvoor, en de als gevolg daarvan geleverde elektriciteit. Omdat ook het leveren van blindvermogen noodzakelijk is voor de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening, is in de codes aangegeven dat de producenten verplicht zijn hiervoor voorzieningen te treffen. (…)"
Ook ter zitting is herhaald dat de producent verplicht is de benodigde voorzieningen aanwezig te hebben.
Het College constateert dat op basis van het bestreden besluit niet eenduidig kan worden vastgesteld tot welke verplichtingen de productie-eenheden hier exact gehouden zijn. Derhalve komt het bestreden besluit op dit punt wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel voor vernietiging in aanmerking.
3.7.4 Handhaven van de energiebalans.
In artikel 2.2.5 van de Systeemcode is bepaald, dat in geval van onbalans de beheerder van het landelijk net, na automatische activering van de primaire reserve, in oplopende volgorde een aantal maatregelen neemt. Eerst activeert hij het gecontracteerd vermogen, daarna annuleert hij exporten, helpt dat niet dan kan hij beheerders van productie-eenheden met een nominaal vermogen van meer dan 5 MW opdracht geven dit vermogen af te regelen of in of uit bedrijf te nemen. Tenslotte kan hij belasting afschakelen of laten afschakelen.
Appellanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt omdat zij vinden dat de voorwaarden, waaronder hun opdrachten gegeven kunnen worden, tevoren dienen te worden overeengekomen.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt, dat dit niet mogelijk is, omdat de netbeheerder in een dergelijk geval onmiddellijk moet kunnen ingrijpen.
Appellanten stellen hier in beroep tegenover dat hun gedachten uitgaan naar een regeling, waarin met een producent tevoren en voor een bepaalde periode een regeling getroffen wordt om in voorkomend geval reservevermogen te leveren in die gevallen, waarin dit noodzakelijk is.
Het College overweegt dat de bepaling een dergelijke regeling niet uitsluit, maar aangeeft dat, als gecontracteerd vermogen om welke reden dan ook niet voldoende is om het gewenste effect te bereiken, in beginsel iedere productie-eenheid moet kunnen worden ingeschakeld.
Het is ongetwijfeld nuttig tevoren te overleggen over de vergoeding die in een dergelijk geval betaald moet worden.
Dat uitoefening van de bevoegdheid in dit geval niet afhankelijk gesteld wordt van een tevoren bereikte overeenstemming kan het College echter wel billijken.
Het beroep is op dit punt dan ook niet gegrond.
3.8 Algemene bezwaren
3.8.1 Eenzijdige verplichtingen.
Onder dit hoofdje brengen appellanten een aantal overwegingen naar voren, waarvan het College niet duidelijk is wat zij aan de eerder uiteengezette bezwaren toevoegen.
Het College gaat daar dan ook aan voorbij.
3.8.2 Definities.
Appellanten bepleiten het opnemen van definities voor de begrippen 'spanning' in artikel 2.1.2. van de Systeemcode, 'bedrijfsmetingen' in artikel 2.5.1 (bedoeld lijkt 2.5.2) van de Netcode en 'eigen opwekking' in artikel 2.5.2 van de Meetcode. Ook in bezwaar hebben zij een dergelijk voorstel gedaan.
Daartegenover betrekt verweerder het standpunt dat de genoemde begrippen voldoende duidelijk zijn.
Nu appellanten niet aangeven tot welke onduidelijkheden het ontbreken van dergelijke definities naar hun oordeel kan leiden, doch enkel stellen dat de begrippen voor meerdere uitleg vatbaar zijn, acht het College het beroep op dit punt onvoldoende onderbouwd, zodat het niet gegrond verklaard kan worden.
3.8.3 Kosten.
Appellanten noemen onder dit hoofdje enkele artikelen, waartegen zij in verband met de daaraan verbonden kosten bezwaar hebben.
Het gaat ten eerste om artikel 2.5.7.3 van de Netcode dat productie-eenheden verplicht om, indien de netbeheerder verwacht dat de gemiddelde bedrijfsspanning in de toekomst beduidend zal wijzigen, daarmee bij het ontwerp van de installatie rekening te houden.
Men zou in dit artikel graag een waarborg tegen onnodig te maken kosten voor de productiebedrijven zien opgenomen.
Appellanten geven echter niet aan waarom zij verwachten, dat deze bepaling tot onnodig te maken kosten zal leiden, terwijl dat geenszins evident is.
Evenmin maken zij vervolgens duidelijk hoe uit de toetsingscriteria voor het netontwerp van 380/220 kV-netten voor hen rechtstreeks kosten kunnen voortvloeien.
Daarnaast wijzen appellanten op het bepaalde in artikel 5.1.1.10. In hun betoog halen zij een in dit artikel niet voorkomende term aan en stellen zij voor de netbeheerder aansprakelijk te stellen voor alle voorkomende (dreigingen van) grootschalige storingen.
Het College kan daarvoor echter geen grond vinden.
In de artikelen 5.2.1.2 en 5.5.1.1 is geregeld dat de beheerders van productie-eenheden van meer dan 60 MW meewerken aan de opstelling van een draaiboek en door de netbeheerder georganiseerde trainingen teneinde grootschalige storingen te voorkomen en te herstellen.
Appellanten willen geregeld zien, dat de netbeheerders daarvan alle kosten dragen. Als argument voeren zij aan, dat kleine producenten hieraan niet hoeven mee te werken.
Het College overweegt dienaangaande dat overleg met en scholing van een groot aantal beheerders van kleine productie-eenheden een relatief gering rendement kan opleveren. Pas als vast zou staan dat de betrokken bezigheden voorzienbaar een intensief beslag op het personeel van de betrokken beheerders van productie-eenheden zouden opleveren, zou van verweerder gevraagd kunnen worden om de daaraan verbonden personeelskosten op enigerlei wijze over al degenen, die daar voordeel van kunnen hebben, om te slaan.
Het beroep is dus ook op dit punt ongegrond.
3.9 Conclusie
Al het voorgaande leidt tot de conclusie, dat het beroep gegrond verklaard moet worden en dat het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd moet worden. Verweerder zal in zoverre opnieuw op het bezwaar moeten beslissen
Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.