College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 00/397 7 augustus 2002
7740 Regelgeving overig
Bananen
Uitspraak in de zaak van:
Befru B.V., te Zaltbommel, appellante,
gemachtigden: A en B, beiden werkzaam bij De Groot International B.V., gevestigd te Hedel,
tegen
Productschap Tuinbouw, te Zoetermeer, verweerder,
gemachtigde: mr H.J.E. Wilms van Kersbergen, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Op 15 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 12 april 2000.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders weigering haar te registreren als marktdeelnemer-nieuwkomer als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2362/98.
Verweerder heeft op 7 juli 2000 een verweerschrift ingediend.
Het College heeft de zaak, gevoegd met de verwante zaak van De Groot International Venlo B.V. (AWB 00/390), onderzocht ter zitting van 26 juni 2002, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 Bij Verordening (EG) nr. 2362/98 van de Commissie van 28 oktober 1998, zijn bepalingen vastgesteld ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad betreffende de regeling voor de invoer van bananen in de Gemeenschap. In artikel 2 van eerstgenoemde verordening is 92 % van de invoer terzake van de tariefcontingenten en de traditionele ACS-bananen gereserveerd voor de "traditionele marktdeelnemers" als omschreven in artikel 3 en 8 % voor de "marktdeelnemers-nieuwkomers" als omschreven in artikel 7.
Verordening (EG) nr. 2362/98 luidt, voorzover hier van belang, voorts als volgt:
" Artikel 7
Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder "marktdeelnemer-nieuwkomer" met het oog op invoer in het kader van de tariefcontingenten en de traditionele ACS-bananen verstaan, een bij zijn registratie in de Gemeenschap gevestigd economisch subject, dat
a) gedurende één van de onmiddellijk aan het jaar waarvoor de registratie wordt gevraagd, voorafgaande drie jaren voor eigen rekening en autonoom een handelsactiviteit heeft uitgeoefend als importeur in de sector verse groenten en fruit van de hoofdstukken 7 en 8 van de tarief- en statistieknomenclatuur en van het gemeenschappelijk douanetarief alsmede in die van producten van hoofdstuk 9 ervan op voorwaarde dat ook producten van de hoofdstukken 7 en 8 ervan werden ingevoerd, en
b) in het kader van die activiteit gedurende de onder a) bedoelde periode invoer met een aangegeven douanewaarde van ten minste 400 000 ecu heeft gerealiseerd.
Artikel 8
1. De belanghebbende doet met het oog op zijn registratie als marktdeelnemer-nieuwkomer in de lidstaat van zijn keuze de volgende bewijsstukken aan de in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten toekomen:
a) (…)
b) de bewijzen van invoer van producten van de in artikel 7, onder a), bedoelde sector, die door overlegging van de gebruikte invoercertificaten of, indien geen invoercertificaat verplicht was gesteld, door overlegging van de passende douanedocumenten worden geleverd;
c) een kopie van een verklaring van een beëdigde onafhankelijke accountant of bedrijfsrevisor waarin de realisering van invoer voor de in artikel 7, onder b), vermelde waarde wordt bevestigd, of een kopie van de desbetreffende, door de douaneautoriteiten geviseerde douaneaangiften.
1. De lidstaten controleren of de in deze afdeling vastgestelde bepalingen worden nageleefd.
Met name vergewissen zij zich ervan of de betrokken marktdeelnemers voor eigen rekening als economische eenheid die uit een oogpunt van leiding, personeel en werking autonoom is, in de in artikel 7 genoemde sector een activiteit op het gebied van invoer in de Gemeenschap uitoefenen. Wanneer er aanwijzingen zijn dat deze voorwaarden wellicht niet in acht worden genomen, kunnen de verzoeken om registratie en om een jaarlijkse toewijzing slechts in aanmerking genomen worden genomen indien de betrokken marktdeelnemer bewijzen overlegt die door de bevoegde nationale autoriteit bevredigend worden geacht."
Verordening (EG) nr. 250/2000 van de Commissie van 1 februari 2000, betreffende de invoer van bananen in het kader van de tariefcontingenten en de invoer van traditionele ACS-bananen, en tot vaststelling van indicatieve hoeveelheden voor het tweede kwartaal van 2000, luidt voorzover hier van belang:
" Artikel 2
1. De marktdeelnemers-nieuwkomers die aan de voorwaarden van lid 2 of lid 3 voldoen, naar gelang van het geval, mogen voor een bepaald kwartaal certificaataanvragen indienen voor een totale hoeveelheid die wordt vastgesteld door toepassing van het overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2362/98 vastgestelde percentage op de in onderstaand lid 6 bedoelde toegewezen hoeveelheid die hun overeenkomstig artikel 9, lid 4, van bovengenoemde verordening door de nationale bevoegde autoriteit is meegedeeld.
3. Om zich te laten registreren moeten de voor 1999 niet-geregistreerde marktdeelnemers-nieuwkomers uiterlijk op 8 februari 2000 de nationale bevoegde autoriteiten de in artikel 8, lid 1, van de bovengenoemde verordening bedoelde bewijsstukken toezenden, alsmede het in artikel 9, lid 1, van die verordening bedoelde verzoek om toewijzing."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij brief van 4 februari 2000 heeft appellante verweerder verzocht haar te registreren als marktdeelnemer-nieuwkomer. Bij dit verzoek heeft appellante afschriften gevoegd van onder meer (verzamel)uitnodigingen tot betaling van de douane, die betrekking hebben op door De Groot International B.V. in maart en april 1999 aangegeven invoer van diverse partijen druiven en peren afkomstig uit derde landen.
- Bij brief van 14 februari 2000 heeft appellante verweerder aan haar gerichte verzamel- pro forma-facturen gedateerd 31 mei 1999, alsmede een totaalfactuur van februari 2000, alle afkomstig van De Groot International B.V., gezonden.
- Bij besluit van 25 februari 2000 heeft verweerder het verzoek van appellante afgewezen op de grond dat appellante niet heeft kunnen aantonen dat zij voor eigen rekening en autonoom heeft ingeklaard. Hierbij heeft verweerder opgemerkt dat de omstandigheid dat appellante, nadat zij haar verzoek om registratie had ingediend en verweerder voormelde constatering had gedaan, ter voldoening van de invoerrechten alsnog een transactie heeft verricht, onverlet laat dat zij ten tijde van haar verzoek niet aan de voorwaarden tot registratie voldeed.
- Appellante heeft tegen voormeld besluit bij brief van 20 maart 2000 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van appellante kennelijk ongegrond verklaard. Dit besluit houdt onder meer het volgende in.
" Ten tijde van het verzoek om registratie van Befru BV als marktdeelnemer nieuwkomer is uit de door u toegestuurde documenten gebleken dat de aangever, De Groot International BV, de invoerrechten met betrekking tot de gerealiseerde douanewaarde voor de betrokken partij ingevoerde fruitproducten heeft betaald. Er kan niet anders worden geconcludeerd dan dat Befru BV de betrokken producten niet voor eigen rekening heeft ingeklaard; Befru BV heeft de inklaring van de producten door De Groot International BV laten verzorgen. Gegevens waaruit anderszins blijkt ontbreken.
U geeft in uw bezwaarschrift aan dat het gebruikelijk is dat de aangever de invoerrechten betaald. Dat bestrijden wij ook niet. De marktdeelnemer moet echter wel kunnen aantonen dat hij vervolgens de invoerrechten betaald heeft aan de aangever. Bewijsmateriaal ten aanzien van door Befru BV aan De Groot International BV betaalde invoerrechten over de gerealiseerde douanewaarde is ten tijde van de aanvraag tot registratie niet overgelegd en kon, blijkens het hierna genoemde, ook niet worden overgelegd.
Het productschap heeft u, nadat de aanvraag tot registratie was ingediend en was gebleken dat Befru BV niet aan de voorwaarden voldeed, telefonisch op het bovengenoemde geattendeerd. Het productschap heeft u herhaaldelijk verzocht bewijsstukken met betrekking tot de door Befru BV betaalde invoerrechten toe te sturen. Naar aanleiding daarvan heeft u op 14 februari 2000 facturen gestuurd, waaruit kan worden afgeleid dat Befru BV de door De Groot International BV betaalde invoerrechten over de gerealiseerde douanewaarde aan De Groot International BV dient te voldoen. Tevens heeft u ons op die datum een document gestuurd waaruit blijkt dat Befru BV op 14 februari 2000 een transactie heeft verricht ten aanzien van deze factuur. Befru BV heeft derhalve pas op 14 februari 2000, nadat de registratie aanvraag was ingediend, de invoerrechten ten aanzien van de betrokken partijen fruitproducten betaald.
Het productschap is, gelet op het bovenstaande, van mening dat de registratie aanvraag van Befru BV niet aan de voorwaarden, gesteld in de eerder genoemde EG-regelgeving, voldoet. Ten tijde van de indiening van de registratie aanvraag door Befru BV waren de invoerrechten met betrekking tot de gerealiseerde douanewaarde niet door Befru BV betaald. Er is derhalve niet voldaan aan de voorwaarde dat de marktdeelnemer voor eigen rekening een handelsactiviteit heeft uitgeoefend als importeur van verse groenten en fruit.
Het gestelde in uw bezwaarschrift dat het betalingscriterium niet relevant is onderschrijven wij derhalve niet."
Ter zitting heeft verweerder nog opgemerkt dat is gebleken dat niet alleen de invoerrechten voor de in maart en april 1999 ten invoer aangegeven partijen fruit door De Groot International B.V. zijn voldaan, doch ook de koopprijs van deze partijen. Verweerder concludeert hieruit dat appellante niet als autonoom importeur kan worden aangemerkt.
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - zakelijk samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat het moment van de met de invoer in maart en april 1999 gemoeide betaling doorslaggevend moet worden geacht.
Appellante heeft in 1999 diverse goederen op transitobasis gekocht. De aangifte ten invoer en de betaling van de goederen, inclusief de invoerrechten, is verricht door De Groot International B.V. De Groot International B.V. heeft de door haar verrichte betalingen op 31 mei 1999 gefactureerd aan appellante, zodat vanaf die datum een betalingsverplichting op appellante rustte.
Aangezien De Groot International B.V. en appellante regelmatig over en weer transacties doen bestaat er tussen beide ondernemingen een soort rekening-courantverhouding en vinden betalingen slechts plaats indien die rekening-courantverhouding daartoe aanleiding geeft. In het algemeen worden de posten in de rekening-courantverhouding met elkaar verrekend. Als gevolg van het vorenstaande kon appellante bij haar registratie-aanvraag geen betalingsbewijs overleggen.
Nadat verweerder zich op het standpunt had gesteld dat appellante een betalingsbewijs diende over te leggen, heeft zij dit op 14 februari 2000 alsnog gedaan.
Inmiddels is de EG-regelgeving gewijzigd, waardoor het niet meer mogelijk is ondernemingen, die gelieerd zijn aan een traditionele importeur als marktdeelnemer-nieuwkomer te registreren. Door verweerders weigering haar in 2000, het laatste jaar waarin dat nog mogelijk was, als marktdeelnemer-nieuwkomer te registreren heeft appellante schade geleden.
5. De beoordeling van het geschil
Vaststaat dat de aangifte ten invoer van de partijen fruit uit derde landen, waarop de door appellante bij haar verzoek tot registratie als marktdeelnemer-nieuwkomer overgelegde bescheiden van maart en april 1999 betrekking hebben, door De Groot International B.V. is gedaan, alsmede dat de terzake van deze invoer verschuldigde invoerrechten en koopprijs door De Groot International B.V. zijn voldaan.
Op grond van het vorenstaande en mede gelet op de ter zitting gedane mededeling van appellante dat haar aandeelhouders afkomstig zijn uit De Groot International B.V., heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij in één van de drie jaren voorafgaand aan haar registratieverzoek voor eigen rekening en autonoom invoer van fruit met een douanewaarde van tenminste 400.000 ecu heeft gerealiseerd.
De door appellante gestelde rekening-courantverhouding met De Groot International B.V. kan, reeds omdat appellante geen enkel bewijs heeft overgelegd dat daarin in verband met de in maart en april 1999 ingevoerde partijen fruit een boeking ten laste van haar heeft plaatsgevonden, hieraan niet afdoen.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr M.A. van der Ham, mr C.J. Borman en mr H.G. Lubberdink, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2002.
w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas