2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaken de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij daartoe bestemde formulieren heeft appellante op 9 februari 1996, bij verweerder ingekomen op 16 februari 1996, aanvragen om toelating van de middelen Acrobat en Acrobat Spuitkorrels (hierna respectievelijk genoemd: Acrobat WP en Acrobat) ingediend. Deze middelen worden toegepast ter bestrijding van Phytophthora infestans in de teelt van consumptie-, fabrieks- en pootaardapelen en bevatten de werkzame stoffen dimethomorph en mancozeb.
- Op 17 mei 1996 heeft verweerder appellante bericht dat de aanvragen onvolledig waren en deze niet in behandeling konden worden genomen.
- Op 8 juli 1996 heeft de houder van het dossier met betrekking tot de actieve stof mancozeb, Elf Atochem Agri B.V., aanvullende gegevens verstrekt.
- Op 19 juli 1996 en 19 februari 1997 heeft appellante nadere gegevens verstrekt.
- Bij brieven van 5 juni 1997 heeft verweerder appellante te kennen gegeven dat de aanvragen in behandeling waren genomen.
- Bij brieven van 13 juni 1997 heeft verweerder appellante bericht dat de voor het behandelen van de aanvragen verschuldigde bedragen waren ontvangen.
- Op 3 juli 1997 heeft Elf Atochem Agri S.A., te Plaisir (Frankrijk) nadere gegevens met betrekking tot de actieve stoffen maneb en mancozeb aan verweerder toegestuurd.
- Op 19 augustus 1997 en 11 september 1997 heeft Elf Atochem Agri B.V. nadere gegevens bij verweerder ingediend.
- Bij besluiten van 19 december 1997 heeft verweerder de gevraagde toelatingen verleend met als expiratiedatum 1 januari 1999 (= de expiratiedatum van de werkzame stof mancozeb) en heeft verweerder onder andere als verlengingsvoorwaarde voor de werkzame stof mancozeb gesteld het verschaffen van gegevens met betrekking tot de omzettingssnelheid van de metabolieten EU, EBIS en UNKNOWN 1 in tenminste 3 grondsoorten volgens G.1.1 van het aanvraagformulier.
- Op 27 februari 1998 heeft de Stichting Natuur en Milieu tegen de besluiten van verweerder van 19 december 1997 bezwaar gemaakt.
- Bij besluiten van 4 september 1998 heeft verweerder bedoelde toelatingen ingetrokken. Daarbij heeft verweerder onder andere overwogen dat consequentie van de uitspraak van het College van 29 januari 1998 inzake chloorthalonil is, dat voor een nieuw toe te laten bestrijdingsmiddel met dezelfde werkzame stof en hetzelfde toepassingsgebied als reeds toegelaten middelen, geen toelating kan worden afgegeven onder het stellen van verlengingsvoorwaarden. Met betrekking tot de werkzame stof mancozeb heeft verweerder geconcludeerd dat geen volledige toetsing aan de Bmb heeft kunnen plaatsvinden gelet op het ontbreken van een aantal gegevens en heeft verweerder het voornemen geuit de toelatingen van de betrokken bestrijdingsmiddelen in te trekken. Als voorwaarde voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van de middelen heeft verweerder het verschaffen van gegevens met betrekking tot de werkzame stof mancozeb noodzakelijk geacht, onder andere ten aanzien van de omzettingssnelheid van de metabolieten EU, EBIS en UNKNOWN 1 in tenminste 3 grondsoorten volgens G.1.1 van het aanvraagformulier.
- Appellante heeft tegen die besluiten bij brief van 14 oktober 1998 bezwaar gemaakt.
- Bij brieven van 19 november 1998 heeft verweerder appellante met betrekking tot de aanvragen om toelating van de onderhavige middelen opgave gedaan van alsnog en/of aanvullend te leveren gegevens.
- Bij faxbericht gedateerd 4 december 1998 heeft Elf Atochem Agri B.V. een chronologisch overzicht aan verweerder doen toekomen met betrekking tot reeds geleverde en volgens de intrekkingsbesluiten van 4 september 1998 nog te leveren gegevens betreffende mancozeb. Blijkens een handgeschreven aantekening op het afschrift van dit faxbericht zijn op 4 december 1998 aanvullende gegevens aan verweerder overgelegd.
- Bij besluit van 23 december 1998 heeft verweerder het bezwaar van appellante van 14 oktober 1998 gegrond verklaard en heeft verweerder de besluiten van 4 september 1998 ingetrokken.
- Bij afzonderlijk besluit van eveneens 23 december 1998 heeft verweerder het bezwaarschrift van de Stichting Natuur en Milieu van 27 februari 1998 niet ontvankelijk verklaard.
- Bij besluit van 24 december 1998 heeft verweerder de toelatingen van de onderhavige middelen verlengd tot 1 mei 1999. Daarbij heeft verweerder als voorwaarde voor verdere verlenging gesteld dat vóór 1 juli 1999 nadere gegevens met betrekking tot de omzettingssnelheid van de metaboliet EU in tenminste één extra grondsoort volgens G.1.1. van het aanvraagformulier geleverd dienden te worden.
- Op 27 januari 1999 heeft Elf Atochem Agri B.V. een onderzoeksprotocol bij verweerder ingediend met betrekking tot de omzettingssnelheid van de metaboliet EU.
- Bij brief van 3 februari 1999 heeft de Stichting Natuur en Milieu beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 december 1998 waarbij verweerder haar niet ontvankelijk heeft verklaard.
- Bij besluiten van 29 april 1999 heeft verweerder de toelatingen van de onderhavige middelen verlengd tot 1 november 2000.
- Bij brief van 9 juni 1999 heeft de Stichting Natuur en Milieu tegen die besluiten bezwaar gemaakt bij het Bureau bezwaarschriften en geschillen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
- Op 30 juni 1999 is door appellante een concept eindverslag van het onderzoek naar de omzettingssnelheid van de metaboliet EU aan verweerder verstrekt.
- Op 5 november 1999 heeft verweerder van appellante het definitieve rapport van dit onderzoek ontvangen.
- Bij beslissing van 17 november 1999 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het bezwaar van de Stichting Natuur en Milieu van 9 juni 1999 gedeeltelijk gegrond verklaard. Daarbij heeft de staatssecretaris ten aanzien van de besluiten van 29 april 1999 bepaald dat de in die besluiten genoemde overgangstermijn van zes maanden komt te vervallen en dat de toelatingen van de onderhavige middelen slechts zullen worden verlengd tot 1 mei 2000.
- Bij uitspraak van 7 december 1999 heeft het College het beroep van de Stichting Natuur en Milieu van 3 februari 1999 gegrond verklaard, de aan dit beroep ten grondslag liggende beslissing op bezwaar van 23 december 1998 vernietigd en heeft het College verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaarschrift van de stichting van 27 februari 1998 te beslissen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit van 19 april 2000 genomen.
- Op 26 april 2000 heeft appellante de president van het College verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat verweerder wordt opgedragen de beoordeling van de litigieuze middelen uit te voeren.
- Bij uitspraak van 9 mei 2000 heeft de president van het College het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
- Op 11 mei 2000 heeft appellante de president van het College wederom verzocht een voorlopige voorziening als hiervoor omschreven te treffen.
- Bij brief van 16 mei 2000 heeft appellante bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder op de aanvragen om toelating te beslissen.
- Bij uitspraak van 18 mei 2000 heeft de president van het College het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit van 21 juli 2000 genomen.