ECLI:NL:CBB:2002:AE6504
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- B. Verwayen
- H.C. Cusell
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Toelating en gebruiksbeperkingen van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juli 2002 uitspraak gedaan in een geschil over de toelating van het bestrijdingsmiddel Laddok N. De appellanten, waaronder de Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland (VEWIN) en verschillende waterleidingmaatschappijen, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, dat hen niet ontvankelijk verklaarde in hun bezwaren tegen een wijziging van het wettelijk gebruiksvoorschrift van het bestrijdingsmiddel. De wijziging was doorgevoerd op 18 februari 2000 en had betrekking op het gebruik van het middel in grondwaterbeschermingsgebieden, zoals bedoeld in de Wet bodembescherming.
De appellanten stelden dat de wijziging van het gebruiksvoorschrift een uitbreiding van de gebruiksmogelijkheden inhield, wat volgens hen op rechtsgevolg was gericht. Het College oordeelde echter dat de wijziging geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat het niet op enig rechtsgevolg gericht was. De appellanten voerden aan dat de wijziging van de Wet bodembescherming niet bedoeld was om het systeem van grondwaterbeschermingsgebieden te beëindigen, maar dat dit systeem op een andere wettelijke basis zou moeten worden voortgezet.
Het College concludeerde dat de schrapping van het gebruiksverbod geen wijziging teweegbracht in het gebruiksregime van het bestrijdingsmiddel, aangezien het verbod geen rechtskracht meer bezat. De beslissing van verweerder om het gebruiksverbod te schrappen was derhalve geen besluit in de zin van de Awb. Het beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.