ECLI:NL:CBB:2002:AE6356

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/850
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • C.M. Wolters
  • M.J. Kuiper
  • F.W. du Marchie Sarvaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen heffingen op basis van de Basisheffingsverordening en Bestemmingsheffingsverordening

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen Komart Gekoma B.V. en het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken. De appellante, Komart Gekoma B.V., heeft op 23 oktober 2000 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder, dat betrekking had op heffingen die waren opgelegd op basis van de Basisheffingsverordening 2000 B.D.A. en de Bestemmingsheffingsverordening 2000 B.D.A. Het College heeft vastgesteld dat appellante geen kopie van het besluit waartegen beroep werd ingesteld had overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken om dit verzuim te verhelpen. Pas op 24 april 2001, na meerdere aanmaningen, heeft appellante een exemplaar van het bestreden besluit ingediend. Dit besluit was echter gericht aan de Vereniging Drankenhandel Nederland en niet aan appellante zelf, wat betekent dat appellante niet betrokken was bij de besluitvorming.

Het College heeft geoordeeld dat appellante geen bezwaar heeft gemaakt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het besluit tot oplegging van de heffingen. Hierdoor is er geen besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het College heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van de juiste documenten en het volgen van de juiste procedures bij het indienen van een beroep tegen bestuursbesluiten.

De uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven is daarmee een belangrijke reminder voor appellanten om zorgvuldig om te gaan met de vereisten van de Awb en de noodzaak om tijdig en correct bezwaar te maken tegen besluiten van bestuursorganen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 00/850 26 juli 2002
4129 Heffing
Heffingen BDA
Uitspraak in de zaak van:
Komart Gekoma B.V., te Apeldoorn, appellante,
gemachtigde: ing. S. Veenstra, secretaris van de Vereniging Drankenhandel Nederland, en mr H.G.J.E. Plagge, juridisch adviseur te Hintham,
tegen
het Bedrijfschap voor de Detailhandel in Alcoholhoudende Dranken, gevestigd te Rijswijk (met ingang van 1 juli 2002 het Productschap Dranken), verweerder,
gemachtigde: mr K. Gilhuis, advocaat te Amsterdam.
1. De procedure
Op 23 oktober 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder. Bij dit besluit is, aldus het beroepschrift, beslist op bezwaar van appellante tegen met toepassing van de Basisheffingsverordening 2000 B.D.A. en de Bestemmingsheffingsverordening 2000 B.D.A. opgelegde heffingen.
Verweerder heeft op 18 mei 2001 een verweerschrift ingediend.
Op 22 februari 2002 heeft verweerder en op 24 februari 2002 heeft appellante nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2002. Bij die gelegenheid hebben partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht. Van de zijde van verweerder is tevens het woord gevoerd door diens voorzitter, B.A.H. van Zweden.
Conform de ter zitting gemaakte afspraak, waarbij tevens is bepaald dat geen nadere zitting wordt gehouden, heeft verweerder bij faxbericht van 6 maart 2002 het College nadere stukken doen toekomen. Appellante heeft hierop bij faxbericht van 7 maart 2002 gereageerd.
2. De beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voorzover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 13 september 2000, waarbij is beslist op bezwaar tegen door verweerder met toepassing van de Basisheffingsverordening 2000 B.D.A. en de Bestemmingsverordening 2000 B.D.A. opgelegde heffingen. Bij haar beroepschrift heeft appellante geen kopie overgelegd van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld. Na herhaaldelijk op dit verzuim te zijn gewezen, heeft appellante eerst bij brief van 24 april 2001 een exemplaar van het door haar bestreden besluit aan het College doen toekomen. Dit besluit is ook aan de orde in de procedure onder nr. AWB 00/823, waarin het College heden eveneens uitspraak heeft gedaan, en is gericht aan de Vereniging Drankenhandel Nederland en niet aan appellante. Bij dit besluit is appellante niet betrokken. Niet is gebleken dat appellante deze vereniging heeft gemachtigd namens haar bezwaar te maken en evenmin is gebleken dat zij zelfstandig bezwaar heeft gemaakt. Het College gaat er dan ook van uit dat appellante geen bezwaar met inachtneming van de Awb heeft gemaakt tegen het besluit tot oplegging van de in geding zijnde heffingen. Dit heeft tot gevolg dat er geen besluit is waartegen zij beroep kan instellen. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr C.M. Wolters, mr M.J. Kuiper en mr F.W. du Marchie Sarvaas, in tegenwoordigheid van mr R.H.L. Dallinga, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2002.
w.g. C.M. Wolters w.g. R.H.L. Dallinga