ECLI:NL:CBB:2002:AE6028
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 juli 2002 uitspraak gedaan over een beroep van appellant A, exploitant van een horeca-gelegenheid in Doesburg, tegen de burgemeester van Doesburg. Appellant had een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2001. De burgemeester had deze aanvraag op 7 mei 2001 afgewezen, waarna appellant bezwaar had gemaakt. Het College ontving het beroepschrift op 7 december 2001 en het onderzoek ter zitting vond plaats op 5 juli 2002.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat appellant gedurende het jaar 2001 twee kansspelautomaten in zijn inrichting had staan. Het College overwoog dat het belang van appellant bij de beoordeling van het beroep enkel lag in de mogelijke gevolgen voor toekomstige aanvragen, aangezien de gevraagde vergunning voor het onderhavige tijdvak niet meer relevant was. Gezien deze omstandigheden concludeerde het College dat appellant geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
Het College oordeelde verder dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. L. van Duuren als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.