ECLI:NL:CBB:2002:AE5930
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op basis van de Subsidieregeling energievoorzieningen voor non-profit en bijzondere sectoren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 juli 2002 uitspraak gedaan in het beroep van de gemeente Hoogezand-Sappemeer tegen de Minister van Economische Zaken. De gemeente had een subsidie aangevraagd op basis van de Subsidieregeling energievoorzieningen voor non-profit en bijzondere sectoren, maar deze aanvraag werd afgewezen. De procedure begon op 6 september 2001, toen de gemeente beroep instelde tegen een besluit van 25 juli 2001, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag ongegrond werd verklaard. De gemeente had subsidie aangevraagd voor de aanschaf van een membraaninstallatie, hoogfrequent armaturen en een tochtsluis, maar het College oordeelde dat de gemeente verplichtingen was aangegaan voor de indiening van de aanvraag, wat in strijd was met de voorwaarden van de regeling.
De Regeling bepaalde dat geen subsidie wordt verstrekt indien de aanvrager voor de indiening van de aanvraag verplichtingen heeft aangegaan. Het College concludeerde dat de gemeente al voor de indiening van de aanvraag op 21 juli 1998 verplichtingen was aangegaan, wat leidde tot de afwijzing van de subsidie. De gemeente erkende dat zij geen aanspraak kon maken op subsidie voor de membraaninstallatie, maar voerde aan dat de andere voorzieningen pas na de subsidieaanvraag waren besteld. Het College oordeelde echter dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de verplichtingen pas na de aanvraag waren aangegaan.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdstip van het aangaan van verplichtingen in relatie tot subsidieaanvragen en de noodzaak voor aanvragers om zich aan de voorwaarden van de regeling te houden.