ECLI:NL:CBB:2002:AE2608
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.J. Kuiper
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Toekenning en terugvordering van subsidie voor gedroogde voedergewassen en de gevolgen van dubbele aanvragen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door mr. C.T. de Weerdt, en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, vertegenwoordigd door mr. M.M.F. Lobles. Het geschil betreft de gedeeltelijke intrekking en terugvordering van een subsidie die aan appellant was toegekend op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. De zaak is ontstaan na een administratief onderzoek waarbij is vastgesteld dat bepaalde percelen, waarvoor appellant subsidie had aangevraagd, niet in de productiespecificaties voorkwamen die in het kader van de steunaanvraag waren ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat de percelen niet voor steun in aanmerking kwamen, aangezien er geen cumulatie van subsidies mag plaatsvinden voor dezelfde oppervlakte.
De procedure begon op 7 juni 2001 met de indiening van een beroepschrift door appellant tegen een besluit van verweerder van 2 mei 2001. Verweerder had besloten op het bezwaar van appellant tegen de gedeeltelijke intrekking van de subsidie. Tijdens de zitting op 20 maart 2002 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College oordeelde dat de regelgeving duidelijk maakt dat een oppervlakte die voor een subsidie is opgegeven, niet ook voor een andere subsidie kan worden opgegeven. Appellant had verklaard dat hij geen subsidie had aangevraagd voor de percelen in kwestie, maar het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de aanvraag bij appellant ligt.
De uitspraak van het College benadrukt dat de regels omtrent subsidieaanvragen strikt zijn en dat het niet voldoen aan de voorwaarden kan leiden tot sancties. Het College heeft geoordeeld dat de sanctie die aan appellant is opgelegd, terecht is, omdat de percelen in de aanvraag voor 1998 ook waren opgenomen in de aanvraag van de grasdrogerij, wat resulteert in een dubbele aanvraag. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en het College heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.