ECLI:NL:CBB:2002:AE1421
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Kamer van Koophandel inzake bijdrage voor kleine ondernemer
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 april 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een kleine ondernemer, en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Veluwe en Twente. Appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel van 1 mei 2001, waarin haar bezwaar tegen de opgelegde bijdrage voor het jaar 2001 werd afgewezen. De procedure begon op 6 juni 2001 met de indiening van het beroepschrift door appellante. Tijdens de zitting op 26 februari 2002 was appellante aanwezig, terwijl de Kamer van Koophandel werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, H. Brink.
De kern van het geschil draaide om de vraag of appellante recht had op vrijstelling van de bijdrage op grond van artikel 32, vijfde lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997. Appellante stelde dat haar situatie als een bijzonder geval moest worden aangemerkt, gezien haar lage omzet en winstpercentage. De Kamer van Koophandel betwistte dit en stelde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor vrijstelling.
Het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel in redelijkheid tot haar besluit had kunnen komen en dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet als een bijzonder geval konden worden aangemerkt. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr drs M.S. Hoppener als griffier.