ECLI:NL:CBB:2002:AE1405
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.J. Kuiper
- M.A. van der Ham
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van taxaties door de Commissie Makelaardij en de afwijzing van het bezwaarschrift
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 april 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, een makelaar, en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Groningen. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van 1 mei 2001, waarin zijn bezwaar tegen de uitslag van een praktijkproef werd afgewezen. De praktijkproef was bedoeld om de bekwaamheid van appellant als makelaar te toetsen. De Commissie Makelaardij had vastgesteld dat de door appellant ingeleverde taxaties onvoldoende waren, onder andere vanwege een onduidelijke berekeningsmethode en het niet in beeld brengen van omgevingsfactoren. Appellant voerde aan dat de Commissie niet op de juiste wijze had gehandeld en dat zijn argumenten niet waren meegenomen in de beoordeling.
Het College oordeelde dat de Commissie Makelaardij op correcte wijze had gehandeld en dat de afwijzing van de taxaties terecht was. Het College benadrukte dat het oordeel van de Commissie, die bestond uit deskundigen, in beginsel gevolgd kan worden. Appellant had niet voldoende bewijs geleverd om de bevindingen van de Commissie te weerleggen. Het College verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Groningen niet gebonden is aan besluiten van andere Kamers in Nederland. De conclusie was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er werden geen proceskosten aan de zijde van appellant toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van deskundigheid en de verantwoordelijkheden van de Commissie Makelaardij bij het beoordelen van de bekwaamheid van makelaars. Het College bevestigde dat de toetsing van de praktijkproef niet alleen op de uitkomsten, maar ook op de methodiek en onderbouwing van de taxaties moet zijn gebaseerd.