ECLI:NL:CBB:2002:AE0423
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.J. Kuiper
- S.J. Borman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vakbekwaamheid van een makelaar na negatieve beoordeling van praktijkproef
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 maart 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland. Appellant had op 25 oktober 2000 een praktijkproef afgelegd, die door de Commissie Makelaardij als onvoldoende werd beoordeeld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de Kamer van Koophandel. De procedure begon met de indiening van een beroepschrift op 17 januari 2001, gevolgd door een aanvulling van de gronden op 12 februari 2001 en een verweerschrift van de verweerster op 12 maart 2001. De zitting vond plaats op 12 december 2001.
De kern van het geschil draait om de vraag of de beoordeling van de praktijkproef door de Commissie Makelaardij terecht was. Appellant betwistte de uitkomsten van de taxatie die hij had uitgevoerd en stelde dat de Commissie onterecht had geoordeeld over zijn vakbekwaamheid. Hij voerde aan dat de Commissie niet alleen de taxatiewaarden, maar ook de onderliggende berekeningsmethoden had moeten beoordelen. Het College oordeelde echter dat de Commissie Makelaardij, gezien haar deskundigheid, in beginsel gevolgd kon worden in haar oordeel over de vakbekwaamheid van appellant.
Het College concludeerde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om de negatieve beoordeling van de Commissie Makelaardij te weerleggen. De argumenten van appellant werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel op het advies van de Commissie Makelaardij had mogen vertrouwen. Uiteindelijk werd het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.