5. De beoordeling van het geschil
Tussen partijen is in geschil of verweerders bij het bestreden besluit een toereikende onderbouwing hebben gegeven voor hun weigering van een ontheffing voor de supermarkt. Zodanige onderbouwing heeft eerder ontbroken, naar is vastgesteld bij de uitspraak van het College van 4 juli 2001. Dienaangaande overweegt het College als volgt.
Bij toepassing van artikel 9 van de Verordening, dat verweerders de bevoegdheid geeft ontheffing te verlenen van het verbod een winkel op zondag voor het publiek geopend te hebben, hanteren verweerders als maatstaf dat de voorgeschreven specifieke bijdrage aan de toeristische aantrekkingskracht van C moet liggen in de toeristische functie van de betrokken winkel. Naar het oordeel van het College is deze maatstaf niet in strijd met artikel 9, tweede lid, van de Verordening.
Uit hetgeen verweerders aan het bestreden besluit ten grondslag hebben gelegd, volgt echter nog steeds niet dat de supermarkt van appellanten niet aan deze maatstaf zou voldoen.
Immers, de omstandigheid dat deze supermarkt behoort tot de sector levensmiddelen, sluit op zich zelf zodanige toeristische functie niet uit. Dat, naar verweerders bij hun verordeningsvoorstel aan de raad hebben toegelicht, "winkels in de food-sector" niet specifiek zouden bijdragen aan de toeristische aantrekkingskracht, laat zich niet zonder meer verenigen met tekst en strekking van artikel 9 van de Verordening.
Naar appellanten hebben aangevoerd en door verweerders niet is weersproken, bestaat bij de watersporters, voor wie C een eigen toeristische aantrekkingskracht heeft, een behoefte aan een specifiek assortiment levensmiddelen. Zonder nadere hierop gerichte motivering valt niet in te zien dat het voldoen aan deze specifieke behoefte niet is aan te merken als een specifieke bijdrage aan de toeristische aantrekkingskracht van C en als de vervulling van een toeristische functie in vorenbedoelde zin. Evenmin valt zonder nadere hierop gerichte motivering te beoordelen of zodanige toeristische functie voor de toepassing van artikel 9 van de Verordening (geheel) buiten beschouwing behoort te blijven, indien het totale assortiment van de betrokken winkel slecht ten dele is gericht op bedoelde watersporters.
Verweerders hebben hun vaststelling dat de betrokken supermarkt niet aan de maatstaf van toeristische functie zou voldoen, niet onderbouwd met resultaten van een onderzoek naar het assortiment van de supermarkt van appellanten. Evenmin is onderzoek gedaan naar de omvang van de omzet van relevante producten waaraan watersporters een specifieke behoefte hebben, hetgeen te meer klemt nu appellanten hebben betoogd dat een substantieel deel van de omzet de verkoop aan watersporters betreft van met name producten die juist voor deze groep aantrekkelijk zijn.
De slotsom is dat een toereikende onderbouwing, bestaande uit een feitelijk onderzoek en op grond hiervan getrokken conclusies rechtens, aan de weigering van een ontheffing voor de supermarkt ontbreekt.
Derhalve dient het beroep gegrond te worden verklaard, en het bestreden besluit te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb.
Het College ziet voorts termen voor nadere beslissingen als in het dictum van deze uitspraak wordt vermeld.