4. De middelen van beroep en de reactie van betrokkene
Appellante heeft de beslissing van de raad van tucht bestreden met de in het beroepschrift als volgt aangeduide 23 grieven.
- Grieven tegen met de beslissing samenhangende handelingen
1 De voorzitter van de raad van tucht heeft de kamer onjuist en niet in overeenstemming met de wettelijke eisen
samengesteld. Ook is artikel 39 van de Wet op de Registeraccountants overtreden doordat slechts 2 personen aan de
beraadslagingen hebben deelgenomen en niet 3 of 5 zoals de wet voorschrijft;
2 Appellante is niet in de gelegenheid gesteld I te wraken;
- Grieven met betrekking tot klachtonderdeel A
3 De raad van tucht heeft de klachtonderdelen A ten onrechte ongegrond verklaard, daar deze ongegrondverklaring geheel of
voornamelijk is gebaseerd op onware verklaringen van getuige J.
4 De raad van tucht heeft ten onrechte betekenis gehecht aan de mededeling van getuige J dat uit de administratie niet bleek
dat lactose aan de melkpoeder was toegevoegd;
5 De raad van tucht heeft in zijn beslissing onvoldoende overwogen en onvoldoende tot uitdrukking gebracht dat het
toevoegen van lactose aan melkpoeder in Nederland sinds 1985 geheel verboden is en dat Heino Krause dat verbod
integraal heeft overtreden.
6 De raad van tucht heeft ten onrechte geoordeeld dat de lactosetoevoeging aan de melkpoeder niet uit de administratie
kenbaar was;
7 De raad van tucht heeft ten onrechte genegeerd dat betrokkene wist dat Heino Krause sinds 1985 lactose aan de
melkpoeder toevoegde;
8 Ten onrechte heeft de raad van tucht niet overwogen dat betrokkene stilzwijgend heeft goedgekeurd dat op het overgrote
deel van de door Heino Krause geproduceerde melkpoeder ten onrechte exportrestitutie werd aangevraagd;
9 De raad van tucht is ten onrechte voorbij gegaan aan het feit dat betrokkene niet aan bestuur of ledenvergadering heeft
gemeld dat Heino Krause verboden handelingen verrichtte door mengvoedersteun aan te vragen voor melkpoeder
waaraan lactose was toegevoegd, terwijl dit verboden was;
10 De raad van tucht heeft ten onrechte genegeerd dat betrokkene verboden handelingen stilzwijgend goedkeurde en voor
bestuur en ledenvergadering verborgen hield, die bestonden uit het toevoegen van lactose aan melkpoeder die aan
interventiebureaus werd verkocht;
11 De raad van tucht heeft in alinea 9 ten onrechte overwogen dat tegen de achtergrond van de verklaringen van de getuigen,
en met name gelet op de verklaring van J, niet in redelijkheid van betrokkene verwacht kan worden dat hij de toevoeging
van lactose aan melkpoeder had moeten ontdekken;
12 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat niet van betrokkene verwacht kan worden dat hij de fraude bij het
invullen van de formulieren voor het aanvragen van exportrestituties aan het licht had moeten brengen;
13 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat appellante geen deugdelijke grondslag heeft aangegeven voor haar
stelling dat betrokkene de lactosefraude (exportsubsidiefraude) op het spoor had moeten komen, terwijl het PZ, het COZ
en de AID die onregelmatigheden bij Heino Krause niet hebben ontdekt;
14 De raad van tucht heeft ten onrechte niet overwogen dat betrokkene zich bewust was van de vele fraudes en verboden
handelingen die bij Heino Krause werden uitgevoerd, althans dat betrokkene zich daarvan bewust had moeten zijn;
- Grieven met betrekking tot klachtonderdeel B
15 De raad van tucht heeft ten onrechte klachtonderdeel B ongegrond verklaard;
16 De raad van tucht heeft klachtonderdeel B onjuist weergegeven door te stellen dat deze mede betrekking had op de
jaarrekening 1990;
17 De raad van tucht heeft ten onrechte de klacht op eigen initiatief uitgebreid en het zelf geschapen klachtonderdeel
vervolgens ongegrond verklaard;
18 De raad van tucht heeft ten onechte overwogen dat betrokkene voor het overige (dat wil zeggen voorzover niet uit
klachtonderdeel A voortvloeiende) de gestelde onjuistheden in de jaarrekeningen gemotiveerd heeft betwist;
19 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat de vordering van appellante niet kan slagen, nu appellante na
gemotiveerde betwisting haar vordering niet nader heeft onderbouwd;
- Grieven met betrekking tot klachtonderdeel C
20 De raad van tucht heeft ten onrechte klachtonderdeel C ongegrond verklaard;
21 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat appellante heeft gesteld dat reeds de omstandigheid dat betrokkene
door appellante in een civiele procedure was betrokken maakte dat de verklaring van betrokkene bij de
Ondernemingskamer onjuist was;
22 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat appellante voorbij gaat aan artikel 1001, lid 5, (oud) van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering;
23 De raad van tucht heeft ten onrechte overwogen dat het voor de hand zou hebben gelegen dat appellante ook bij de
Ondernemingskamer, ten overstaan waarvan betrokkene zijn verklaring aflegde, de vermeende onjuistheid en
partijdigheid van de verklaring ter sprake zou hebben gebracht. Ten onrechte heeft de raad van tucht aan de kritiek van
appellante op dit punt geen aandacht geschonken.