ECLI:NL:CBB:2002:AD9675
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- M.J. Kuiper
- W.A. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en procedurele aspecten bij uitnodigingen tot betaling van antidumpingheffingen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, gedateerd op 13 februari 2002, wordt de zaak behandeld van appellante A, die bezwaar had gemaakt tegen drie uitnodigingen tot betaling van antidumpingheffingen. De uitnodigingen waren opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane district Roosendaal. Appellante stelde dat de uitnodigingen niet rechtsgeldig waren, omdat de inspecteur niet bevoegd was om deze op te leggen. De inspecteur had op 8 februari 2000, na het verstrijken van de wettelijke termijn, alsnog op de bezwaren beslist, wat leidde tot de procedure bij het College.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de inspecteur bevoegd was om de uitnodigingen tot betaling op te leggen en of de beslissing op het bezwaarschrift rechtsgeldig was. Appellante voerde aan dat de uitnodigingen tot betaling in strijd waren met de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Douaneregeling, omdat deze niet per douaneschuld afzonderlijk waren opgelegd. Het College oordeelde dat de bevoegdheid tot het opleggen van de heffingen pas op 19 januari 2000 aan de inspecteur was gemandateerd, maar dat dit geen gevolgen had voor de rechtsgeldigheid van de beslissing op het bezwaarschrift.
Het College verklaarde de beroepen van appellante niet-ontvankelijk, omdat er inmiddels op de bezwaren was beslist. De grieven van appellante over de bevoegdheid van de inspecteur en de wijze van opleggen van de uitnodigingen tot betaling werden verworpen. Het College oordeelde dat er geen schending van vormvoorschriften was die tot vernietiging van het besluit leidde. De kosten die appellante had gemaakt in verband met de beroepen werden door de Staat vergoed.