ECLI:NL:CBB:2002:AD9228
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- C.J. Borman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Overdracht van melkquotum en de rol van de pachter
In deze zaak, die werd behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, ging het om de overdracht van een melkquotum in het kader van de Pachtwet. Appellant, A, had bezwaar aangetekend tegen de registratie van de overdracht van zijn quotumdeel door de C.O.S. zonder zijn toestemming. De zaak begon met een brief van de C.O.S. waarin werd aangegeven dat de overdracht van melkquotum van de gebroeders A en C geregistreerd zou worden. Appellant stelde dat hij geen pachter was en dat de C.O.S. niet zonder zijn toestemming mocht handelen. Na een hoorzitting op 17 augustus 2000, waarin de standpunten van beide partijen werden belicht, nam verweerder een besluit dat het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de verpachter zelfstandig de bij het verpachte behorende referentiehoeveelheid kon overdragen zonder de medewerking van de pachter. Het College oordeelde dat de overgang van de referentiehoeveelheid aan de verpachter aan het einde van de pacht niet afhankelijk was van de toestemming van de pachter. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar relevante Europese regelgeving en jurisprudentie. Het College concludeerde dat de medewerking van de oude pachter niet nodig was voor de overdracht van het quotum, en dat de verpachter de nieuwe pachter kon aanwijzen zonder dat de oude pachter daar invloed op had.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de zelfstandige rol van de verpachter in het proces van quotumoverdracht en de beperkte invloed van de pachter in deze context.