ECLI:NL:CBB:2002:AD8650
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- W.E. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen akkerbouwsubsidie door het College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 2 januari 2002, zijn de beroepen van appellanten, bestaande uit Maatschap A en B en Maatschap C en D, ongegrond verklaard. De appellanten hadden beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die hun aanvragen voor akkerbouwsubsidie gedeeltelijk had afgewezen. De aanvragen betroffen percelen die door de appellanten waren opgegeven als akkerland, maar verweerder had deze percelen niet als zodanig erkend, omdat zij in de referentieperiode 1987 tot en met 1991 als blijvend grasland waren aangemerkt.
De procedure begon met de ontvangst van de beroepschriften op 15 en 18 september 2000, waarbij de appellanten bezwaar maakten tegen de besluiten van verweerder van 31 juli en 1 augustus 2000. De bestreden besluiten waren gebaseerd op de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen, die vereiste dat voor subsidie in aanmerking komende percelen in de referentieperiode als akkerland moesten zijn gebruikt. Het College heeft de zaken ter zitting behandeld op 5 december 2001, waar de gemachtigden van de partijen hun standpunten toelichtten.
Het College oordeelde dat de door appellanten opgegeven percelen niet voldeden aan de definitie van akkerland, omdat zij in de referentieperiode als blijvend grasland waren gebruikt. De appellanten voerden aan dat de percelen wel degelijk voor agrarisch gebruik waren aangewend, maar het College concludeerde dat de grond op 31 december 1991 als blijvend grasland in gebruik was en dat de aanvragen derhalve niet voor subsidie in aanmerking konden komen. De beroepen werden ongegrond verklaard, en het College oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.