5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerder zijn standpunt dat niet kan worden aangenomen dat de percelen 4 en 15 in de periode 1987 t/m 1991 in gebruik zijn geweest als akkerland, heeft kunnen baseren op satellietfoto's van die percelen in die periode. Het geschil spitst zich toe op het jaar 1989.
5.2 Zoals uit rubriek 2.2 naar voren komt, heeft appellante, nadat daartoe in de bezwaarfase uitdrukkelijk de gelegenheid was geboden, reeds bij brief van 26 mei 2000 aangegeven dat de grasmat op de satellietfoto van 5 oktober 1989 verklaard kan worden door het gebruik van snelgroeiend gras. Aangezien deze stelling niet op voorhand zonder grond is en de juistheid ervan van belang is voor de te nemen beslissing, is verweerder hierop bij de beslissing op bezwaar ten onrechte niet ingegaan en heeft hij ten onrechte geen aanleiding gezien om bij GeoRas of anderszins nadere informatie hieromtrent in te winnen alvorens op het bezwaarschrift te beslissen. Aldus heeft verweerder in dit geval niet gehandeld met de nodige zorgvuldigheid bij het nemen van een besluit, zoals ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist. Dit hoeft er evenwel niet zonder meer toe te leiden dat, na een vernietiging van de beslissing op bezwaar, de rechtsgevolgen ervan niet in stand kunnen blijven. Dit is afhankelijk van het nadere standpunt van verweerder en de nader gebleken feiten en omstandigheden.
5.3 Uit de stukken is naar voren gekomen dat verweerder na het nemen van de beslissing op bezwaar, in het kader van het voeren van verweer, op 31 oktober 2000 telefonisch informatie heeft ingewonnen bij drs M. Honig van GeoRas, die ook ter zitting is verschenen. Naar aanleiding van die informatie heeft verweerder zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat, ook al is Italiaans raaigras een snelgroeiende grassoort, in de korte periode van 11 september tot 5 oktober, die bovendien in het najaar viel, een nieuw ingezaaid perceel niet kan uitgroeien tot graszoden die op een satellietbeeld ogen als grasland. Op een satellietbeeld is pas ingezaaid grasland niet te zien. In het korte tijdsbestek in het najaar als hier aan de orde kan zich geen dichte grasmat vormen die karakteristiek is voor grasland. Recent ontkiemd gras geeft, ook vanuit de ruimte, een geheel ander beeld te zien dan een grasmat van grasland. Volgens verweerder is niet aannemelijk dat als groenbemester tussen de maïs gezaaid gras in samenhang met het ingezaaide Italiaans raaigras zou kunnen leiden tot een dekkende grasmat na iets meer dan drie weken. Bovendien valt niet in te zien dat appellante de grond niet eerst zou hebben omgeploegd, aldus verweerder.
Appellante heeft hierop ter zitting gereageerd en gesteld dat door een misverstand in het bezwaarschrift is gezegd dat ten tijde van de maïsteelt in 1989 sprake was van grasinzaai als groenbemester. Dat was niet het geval. Het kwam echter wel voor dat er gras tussen de maïs bleef staan. Anders dan verweerder stelt is het volgens appellante niet nodig de betrokken percelen eerst om te ploegen. Door de combinatie van doorgezaaid gras, het niet omploegen van de grond, het gebruik van snelgroeiend gras en klimatologische omstandigheden, is het wel mogelijk dat er op 5 oktober 1989 al een dichte grasmat was, aldus appellante.
5.4 Hetgeen dienaangaande van de zijde van verweerder in beroep is aangevoerd heeft het College niet - zonder meer - kunnen overtuigen. In het bijzonder sluiten de opmerkingen van drs M. Honig niet volledig uit dat de stelling van appellante juist zou kunnen zijn. Deze medewerker van GeoRas is als fysisch geograaf opgeleid en kan deskundig worden geacht op het gebied van analyse van satellietbeelden, maar niet specifiek op landbouwkundig gebied. Het College is dan ook van oordeel dat verweerder ook in beroep landbouwkundig onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de op grond van de satellietfoto van 5 oktober 1989 gestelde diagnose "grasland" onverenigbaar is met de stelling van appellante. Een en ander klemt te meer, nu ter zitting is gebleken dat er nog een satellietopname van GeoRas is uit de tussenliggende periode, te weten van 23 mei 1989, die, naar partijen beamen, uitsluitsel zou kunnen bieden. Verweerder zal deze opname bij zijn nieuw te nemen besluit dienen te betrekken.
5.5 Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. Verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen, waarbij hij de satellietopname van 23 mei 1989 dient te betrekken.
5.6 Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.