ECLI:NL:CBB:2001:AD8140
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Kamer van Koophandel over jaarlijkse bijdrage voor eenmanszaak
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 december 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, eigenaar van de eenmanszaak Varic, en de Kamer van Koophandel Oost-Brabant. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel van 13 maart 2001, waarin zijn bezwaren tegen de jaarlijkse bijdrage voor de Kamer van Koophandel 2001 ongegrond werden verklaard. De procedure begon op 16 maart 2001 met de indiening van het beroepschrift door appellant. De Kamer van Koophandel diende op 7 mei 2001 een verweerschrift in, en appellant heeft in de daaropvolgende maanden meerdere brieven gestuurd. De zitting vond plaats op 23 oktober 2001, waarbij appellant niet aanwezig was, maar de Kamer van Koophandel haar standpunt toelichtte.
De kern van het geschil betreft de vraag of de jaarlijkse bijdrage van fl. 134,04 terecht aan appellant is opgelegd. De Kamer van Koophandel had de bijdrage gebaseerd op de inschrijving van Varic als eenmanszaak in het handelsregister op 1 januari 2001. Appellant stelde dat Varic geen eenmanszaak was, maar toebehoorde aan de vennootschap onder firma C, en dat de registratie van Varic daarom aangepast diende te worden. Het College overwoog dat de Kamer van Koophandel op goede gronden had besloten om de inschrijving van Varic niet te wijzigen, aangezien er een lopende procedure was over de inschrijving van de vof. Het College concludeerde dat de jaarlijkse bijdrage terecht aan appellant was opgelegd, omdat de vof nog niet in het handelsregister was ingeschreven.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr. drs. M.S. Hoppener als griffier.