ECLI:NL:CBB:2001:AD4942
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- J.A. Hagen
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Tuchtzaak tegen A inzake opgelegde geldboete door het Tuchtgerecht Productschap voor Pluimvee en Eieren
In deze zaak heeft appellante A, gevestigd te De Moer, beroep ingesteld tegen een tuchtbeschikking van het Tuchtgerecht Productschap voor Pluimvee en Eieren, gedateerd 13 oktober 2000. De tuchtbeschikking, die appellante op 13 oktober 2000 ter kennis is gebracht, legde haar een geldboete op van fl. 1.500,--, waarvan fl. 500,-- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De procedure begon met een beroepschrift dat op 25 oktober 2000 bij de griffie is ingekomen. Het College heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 september 2001, waar mr. R.B.R. Henken als informant optrad en appellante werd vertegenwoordigd door B, maat van de maatschap.
De bestreden tuchtbeschikking was gebaseerd op een rapport van de Stichting Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiprodukten. Appellante voerde aan dat zij de hygiënevoorschriften ter voorkoming van ziekteinsleep zoveel mogelijk naleefde en dat de niet-naleving van de regels voortkwam uit onwetendheid. Ze stelde dat slechts één van haar koppels in 1999 besmet was geraakt, wat minder dan 20% was. Appellante betoogde dat de boete niet opgelegd had mogen worden, mede gezien haar schadepost van ongeveer fl. 120.000,-- in verband met de dioxinekwestie.
Het College oordeelde dat de argumenten van appellante geen betwisting inhielden van de vastgestelde feiten door het Tuchtgerecht. Het College concludeerde dat de opgelegde boete, waarvan een deel voorwaardelijk was, niet onredelijk was gezien de ernst van de overtredingen en het belang van de volksgezondheid. Het College vond geen grond om te oordelen dat het Tuchtgerecht onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van appellante. De uitspraak van het College was dat het beroep van appellante werd verworpen.