ECLI:NL:CBB:2001:AD2919
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij inzake tegemoetkoming schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft appellant, H.T.M. Nooijen, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, dat betrekking heeft op een tegemoetkoming in schade die appellant heeft geleden door de ruiming van zijn varkensbedrijf vanwege verdenking van klassieke varkenspest. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven ontving het beroepschrift op 22 september 1999, waarin appellant bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 25 augustus 1999. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 9 april 1998, waarin aan appellant een schadevergoeding was toegekend voor de ruiming van zijn varkens. De zaak werd behandeld in een zitting op 10 juli 2001, waar zowel appellant als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de verweerder.
De kern van het geschil draait om de hoogte van de schadevergoeding die aan appellant is toegekend. Appellant betwist de wijze waarop de hoogte van de tegemoetkoming is vastgesteld en stelt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Appellant stelt dat hij meer kosten moet maken dan een gewoon vermeerderingsbedrijf en dat de schadevergoeding niet recht doet aan de specifieke omstandigheden van zijn bedrijf.
Verweerder heeft in zijn verweer gesteld dat de registratie van appellants bedrijf als vermeerderingsbedrijf correct is en dat appellant niet in dezelfde positie verkeert als andere typen varkensbedrijven. Het College heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat verweerder de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet heeft overschreden. Het College heeft geoordeeld dat de beslissing van verweerder om appellant als vermeerderingsbedrijf te classificeren, op basis van de registratiegegevens van de Gezondheidsdienst voor Dieren, terecht was. Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.