ECLI:NL:CBB:2001:AB7600
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- D. Roemers
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning kansspelautomaat
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 augustus 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een inrichting in Den Haag exploiteert. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Den Haag, waarbij hem vergunning was verleend voor het in zijn inrichting aanwezig hebben van één kansspelautomaat en één behendigheidsautomaat. De vergunning was geldig van 1 september 2000 tot 1 juni 2001. Verzoeker verzocht de president om een voorlopige voorziening, zodat hij de automaten in zijn inrichting kon houden totdat het besluit onherroepelijk was geworden.
De president heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Verzoeker had eerder een vergunning aangevraagd voor de automaten, maar de burgemeester had aangekondigd het besluit in te trekken en een nieuw besluit te nemen. De president oordeelde dat de geldigheidsduur van de vergunning al was verstreken en dat verzoeker geen zwaarwegend financieel belang had aangetoond dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De president concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek om voorlopige voorziening in te willigen, omdat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die zijn verzoek ondersteunden.
Uiteindelijk heeft de president het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waarbij hij ook geen kostenveroordeling heeft uitgesproken. De beslissing is genomen op basis van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de president de noodzaak van een voorlopige voorziening in twijfel trok, gezien de omstandigheden van de zaak.