ECLI:NL:CBB:2001:AB5006

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/499
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Roemers
  • H.G. Lubberdink
  • M.A. van der Ham
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing rechter-commissaris inzake beperkte kennisneming stukken door de Nma

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 augustus 2001 uitspraak gedaan in het beroep van appellant A tegen de beslissing van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, gedateerd 26 juni 2001. De zaak betreft een beroep dat appellant heeft ingesteld tegen een eerdere beslissing van de Nederlandse Mededelingenautoriteit (Nma) van 10 november 1999, waarbij beperkte kennisneming van bepaalde stukken werd toegestaan op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechter-commissaris had in zijn beslissing geoordeeld dat de beperkte kennisneming gerechtvaardigd was, wat appellant in zijn beroep aanvecht. Het College heeft in zijn beoordeling gekeken naar de relevante wetgeving, met name artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbb), dat de mogelijkheid biedt voor hoger beroep tegen uitspraken van de rechtbank. Het College concludeert dat tegen de beslissing van de rechter-commissaris, genomen op basis van artikel 8:29 van de Awb, thans geen hoger beroep openstaat.

Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Dit besluit is genomen in het kader van de geldende wetgeving en de specifieke omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier, mr. F.W. du Marchie Sarvaas, was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 01/499 3 augustus 2001
9500
Uitspraak in de zaak van:
A, te B,
appellant
tegen
de beslissing d.d. 26 juni 2001 van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, reg. nr. MEDED 99/2786 SIMO.
Op 4 juli 2001 heeft het College een door de Raad van State doorgezonden en aldaar op 27 juni 2001 ingekomen beroepschrift ontvangen, waarbij door appellant beroep wordt ingesteld tegen de hiervoor vermelde beslissing van de rechter-commissaris van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechter-commissaris).
De beslissing van de rechter-commissaris is genomen in het kader van de behandeling van het door appellant bij de rechtbank Rotterdam ingediende beroep tegen een besluit van de Nederlandse Mededelingsautoriteit (Nma) van 10 november 1999 en houdt in dat op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beperkte kennisneming van een aantal door de Nma overgelegde stukken gerechtvaardigd is.
De beoordeling
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie (Wbb), voorzover hier van belang, kan een belanghebbende bij het College hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en tegen een uitspraak van de president van de rechtbank als bedoeld
in artikel 8:86 van die wet, inzake een besluit genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage bij de Wbb.
Op grond van artikel 20, derde lid, Wbb kan tegen andere beslissingen van de rechtbank onderscheidenlijk de president slechts gelijktijdig met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak hoger beroep worden ingesteld.
De beslissing van de rechter-commissaris is genomen op grond van het in afdeling 8.1.2. opgenomen artikel 8:29 van de Awb. Derhalve staat ingevolge artikel 20, eerste en derde lid, Wbb tegen deze beslissing thans nog geen hoger beroep bij het College open.
Met toepassing van artikel 22 van de Wbb juncto artikel 8:54 van de Awb leidt dit tot de volgende uitspraak.
De beslissing
Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr D. Roemers, mr H.G. Lubberdink en mr M.A. van der Ham, in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2001.
w.g. D. Roemers w.g. F.W. du Marchie Sarvaas
Een belanghebbende kan tegen deze uitspraak ingevolge artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de dag van verzending gemotiveerd verzet doen bij het College, door middel van een ondertekend verzetschrift. De indiener kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.