ECLI:NL:CBB:2001:AB3182
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring in schadevergoeding na vernietiging van biggen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 juli 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, handelend onder de naam B, en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van 27 juli 1998, waarin hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing van 25 april 1997. Deze beslissing betrof de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding voor de vernietiging van biggen die appellant op 20 maart 1997 had vervoerd, nadat deze vernietiging plaatsvond in het kader van een vervoersverbod vanwege de uitbraak van klassieke varkenspest.
Het College heeft vastgesteld dat de vernietiging van de biggen het gevolg was van een overtreding van het vervoersverbod. Appellant had verzocht om schadevergoeding, maar de Staatssecretaris stelde dat er geen beroep openstond tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid, omdat er geen schriftelijke beslissing aan de vernietiging van de biggen ten grondslag lag. Het College oordeelde dat de brief van 25 april 1997 niet kon worden aangemerkt als een besluit waarin de toepassing van bestuursdwang werd bevestigd, maar slechts als een reactie op het verzoek om schadevergoeding.
De beoordeling van het College leidde tot de conclusie dat appellant niet ontvankelijk was in zijn bezwaar tegen de beslissing van de Staatssecretaris. Het College verklaarde het beroep ongegrond en merkte op dat een vordering betreffende de schade uitsluitend bij de burgerlijke rechter kon worden ingesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een schriftelijke waarschuwing of aanzegging voorafgaand aan de toepassing van bestuursdwang, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor het indienen van beroep tegen bestuursdwangbesluiten verduidelijkt.