7. De beoordeling van het geschil
7.1 Het College stelt vast dat de aan appellante opgelegde dotatie is gegrond op de op voordracht van de Minister van Financiën bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde BCR. Appellante heeft betoogd dat de BCR geen rekening houdt met de positie van market makers en traders. Market makers en traders doen geen zaken met beleggers, terwijl de BCR tot doel heeft beleggers te beschermen. Naar het oordeel van appellante gaat het niet aan dat zij als trader niettemin wordt verplicht een bijdrage aan het beleggerscompensatiefonds te leveren, te minder nu bij de totstandkoming van de BCR geen overleg is gepleegd met de Vereniging voor Market Makers op de AEX-optiebeurs.
Het College vat de stellingen van appellante op als betoog dat aan de BCR zodanige gebreken kleven, althans waar het gaat om het in aanmerking nemen van de positie van market makers en traders, dat de BCR ten aanzien van hen verbindende kracht mist, zodat verweerster niet op grond van de BCR heeft kunnen besluiten appellante een dotatie aan het beleggerscompensatiefonds op te leggen.
7.2 Nu artikel 28a Wte 1995 en de daarop gebaseerde BCR zijn ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 97/9/EG, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of deze richtlijn de lidstaten ertoe verplicht rechtspersonen als appellante financieel te laten bijdragen aan een beleggerscompensatiestelsel. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende. Blijkens de considerans van Richtlijn 97/9/EG ziet het door de lidstaten in het leven te roepen beleggerscompensatiestelsel op beleggingsondernemingen. Voor de definitie van het begrip beleggingsonderneming verwijst artikel 1, aanhef en onder 1, van Richtlijn 97/9/EG naar artikel 1, aanhef en onder 2, van Richtlijn 93/22/EEG. Laatstgenoemde bepaling definieert een beleggingsonderneming als "iedere rechtspersoon wiens gewone beroep of bedrijf bestaat in het beroepsmatig verrichten van beleggingsdiensten voor derden". De in artikel 1, aanhef en onder 1, van Richtlijn 93/22/EEG opgenomen omschrijving van het begrip beleggingsdienst vermeldt eveneens dat deze dienst wordt verricht voor derden. Appellante heeft onweersproken aangevoerd dat zij als trader geen diensten verricht voor derden. Hierbij komt nog dat artikel 2, tweede lid, aanhef en onder j, van Richtlijn 93/22/EEG bepaalt dat deze richtlijn niet van toepassing is op ondernemingen van wie de beleggingsdiensten exclusief bestaan in het uitsluitend voor eigen rekening handelen op een markt voor financiële futures of voor opties, of die voor andere leden van deze zelfde markt handelen, of aan deze laatsten een prijs geven, en die door een clearing member van deze markt worden gegarandeerd. Naar het oordeel van het College behoort appellante tot deze categorie ondernemingen. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat appellante niet kan worden aangemerkt als beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 93/22/EEG en Richtlijn 97/9/EG. Mitsdien verplicht Richtlijn 97/9/EG, die betrekking heeft op beleggingsondernemingen, de lidstaten niet rechtspersonen als appellante te laten bijdragen aan een beleggerscompensatiestelsel.
7.3 Uit de onder rubriek 2.1 van deze uitspraak weergegeven passages uit de memorie van toelichting op de Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ter uitvoering van de richtlijn inzake de beleggerscompensatiestelsels, kan naar het oordeel van het College niet worden afgeleid dat bij de totstandkoming van artikel 28a Wte 1995 onder ogen is gezien dat de reikwijdte van artikel 28a Wte 1995 niet alleen groter is dan de reikwijdte van Richtlijn 97/9/EG, omdat het begrip effecten in de Wte 1995 meer omvat dan het begrip beleggingsdiensten in deze richtlijn, maar ook omdat het begrip effecteninstellingen in de Wte 1995 meer ondernemingen omvat dan het begrip beleggingsondernemingen in de zin van Richtlijn 97/9/EG, namelijk - voor zover hier van belang - market makers en traders. Naar het oordeel van het College kan uit de memorie van toelichting ook overigens niet worden opgemaakt dat bij de totstandkoming van artikel 28a Wte 1995 uitdrukkelijk is beoogd ook market makers en traders onder de werking van de op grond van dit wetsartikel in het leven te roepen regeling te laten vallen.
Naar het oordeel van het College dwingt de formulering van artikel 28a Wte 1995 er niet toe, de algemeen verbindendverklaring van de BCR te doen uitstrekken over alle effecteninstellingen in de zin van de Wte 1995. Het aannemen van een dergelijke verplichting ligt te minder in de rede, nu artikel 28a Wte 1995 is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 97/9/EG, waar appellante als gezegd niet onder valt.
Mitsdien moet worden geoordeeld dat Richtlijn 97/9/EG noch artikel 28a Wte 1995 ertoe verplicht de algemeen verbindendverklaring van een beleggerscompensatieregeling te doen uitstrekken over market makers en traders. Hieruit volgt dat de algemeen verbindendverklaring van de BCR, voor zover deze zich tevens uitstrekt over - voor zover hier van belang - market makers en traders, berust op een keuze, die in de onder rubriek 2.1 van deze uitspraak weergegeven passage uit de toelichting op de BCR is toegelicht.
7.4 Artikel 28a, eerste lid, Wte 1995 verplicht tot het voeren van overleg met representatieve organisaties van in Nederland gevestigde effecteninstellingen over de invoering van één of meer regelingen omtrent een garantie voor vorderingen van beleggers in verband met beleggingsverrichtingen. Naar het oordeel van het College geldt deze verplichting bij uitstek in het geval dat de leden van zodanige representatieve organisatie niet onder de werking van Richtlijn 97/9/EG vallen, maar deze leden door middel van een algemeen verbindendverklaring niettemin onder de werking van een ter uitvoering van deze richtlijn ingevoerde regeling worden gebracht. Een dergelijke situatie doet zich in het onderhavige geval voor: market makers en traders vallen niet onder de werking van Richtlijn 97/9/EG, maar worden door de algemeen verbindendverklaring van de BCR niettemin gedwongen tot een dotatie aan het ter uitvoering van deze richtlijn in het leven geroepen beleggerscompensatiefonds.