ECLI:NL:CBB:2001:AB2987
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om financiële tegemoetkoming voor luchtvaartopleiding
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 juni 2001 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door mr drs R. Dhalganjansin, en de Regionale Directie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie Haaglanden, vertegenwoordigd door mr D.C. Wekker en mr J.H. Roovers. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van 3 maart 2000, waarin zijn verzoek om een financiële tegemoetkoming voor scholingskosten werd afgewezen. Appellant, geboren in 1964 en in het bezit van een HAVO-diploma en een vliegbrevet, had eerder gewerkt als piloot en luchtvaartinstructeur. Hij had een verzoek ingediend voor vergoeding van opleidingskosten voor een PA31-rating en een J31-rating, maar de Regionale Directie oordeelde dat deze opleidingen niet de meest doelmatige waren voor zijn herintrede op de arbeidsmarkt.
De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift op 10 april 2000, gevolgd door een verweerschrift van de verweerster op 27 september 2000. Tijdens de zitting op 10 mei 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De Regionale Directie had in haar besluit aangegeven dat appellant, gezien zijn werkervaring en opleidingsniveau, in staat was om zonder de gevraagde opleidingen een baan te vinden. De afwijzing was gebaseerd op de conclusie dat de gewenste opleidingen niet de meest doelmatige waren en dat appellant zich te veel had gefocust op luchtvaartopleidingen, terwijl er ook mogelijkheden in andere sectoren waren.
Het College oordeelde dat de beleidscriteria van de Regionale Directie rechtens aanvaardbaar waren en dat appellant niet in aanmerking kwam voor de gevraagde opleidingen. De bezwaren van appellant werden als niet relevant afgewezen, en het College verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukte dat de doelmatigheid van de gewenste opleiding cruciaal is voor de toekenning van scholingsvergoedingen, en dat de voorkeur van de appellant voor luchtvaartopleidingen niet doorslaggevend was. De uitspraak werd gedaan door mr H.C. Cusell, met mr W.F. Claessens als griffier.