ECLI:NL:CBB:2001:AB2517
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen korting op tegemoetkoming bij schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarbij een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade is opgelegd na de vaststelling van klassieke varkenspest op haar bedrijf. De procedure begon op 16 maart 1998 met de indiening van een beroepschrift. De minister had eerder op 21 mei 1997 een tegemoetkoming van fl. 465.799,75 toegekend, maar deze werd verlaagd vanwege te late meldingen van de aanvoer van varkens. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bestreden besluit werd gehandhaafd.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de korting niet kan worden beschouwd als een sanctie in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De korting is gebaseerd op een kortingsregeling die zonder belangenafweging moet worden toegepast, gezien de noodzaak voor een effectieve bestrijding van het varkenspestvirus. Het College benadrukte het belang van tijdige meldingen door varkenshouders om de verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen.
Appellante voerde aan dat de korting een administratieve boete is en dat de rechtswaarborgen van het EVRM niet zijn nageleefd. Het College verwierp deze argumenten en stelde dat de opgelegde korting niet onevenredig is, gezien de ernst van de overtredingen en de belangen van de sector. Het College concludeerde dat het beroep ongegrond is en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2001.