ECLI:NL:CBB:2001:AB2506
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen korting op tegemoetkoming bij schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarbij een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade werd opgelegd vanwege het niet tijdig melden van varkentransporten. De procedure begon op 26 mei 1998, toen het College het beroepschrift ontving. De korting was gebaseerd op een rapport van de Algemene Inspectiedienst, waarin werd vastgesteld dat appellant meerdere keren niet voldeed aan de meldingsplicht. Het College heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, omdat beide partijen hiervoor toestemming hadden gegeven.
De kern van het geschil draait om de vraag of de opgelegde korting kan worden beschouwd als een sanctie in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Appellant betoogde dat de korting een administratieve boete is en dat de rechtswaarborgen niet zijn nageleefd. Het College oordeelde echter dat de korting niet als een leed toevoegende sanctie kan worden beschouwd en dat er geen sprake is van een 'criminal charge'. Het College verwees naar eerdere uitspraken waarin soortgelijke kwesties aan de orde waren geweest.
Het College concludeerde dat de korting niet onevenredig is, gezien de noodzaak van strikte naleving van de meldingsplicht in het kader van de bestrijding van besmettelijke dierziekten. De belangen van de varkenshouderij en de volksgezondheid vereisen een effectieve tracering van het varkenspestvirus. Het College verwierp de argumenten van appellant en verklaarde het beroep ongegrond, zonder termen voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2001 door mr. J.A. Hagen, in aanwezigheid van griffier mr. drs. B. van Velzen.