ECLI:NL:CBB:2001:AB2503
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen korting op tegemoetkoming bij schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waarbij een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade is opgelegd vanwege het niet tijdig melden van de aanvoer van varkens. De procedure begon op 27 januari 1998, toen het College het beroepschrift ontving. De minister had eerder op 20 april 1997 een tegemoetkoming van fl. 412.643,85 toegekend, maar dit bedrag werd verlaagd vanwege overtredingen van de meldingsplicht. Appellante betwistte de korting en stelde dat deze een administratieve boete was, wat in strijd zou zijn met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
Het College oordeelde dat de korting niet als een sanctie kan worden beschouwd en dat er geen sprake is van een 'criminal charge' in de zin van het EVRM. Het College benadrukte het belang van het naleven van de identificatie- en registratievoorschriften voor varkens, vooral gezien de besmettelijkheid van het varkenspestvirus. De appellante had in totaal drie overtredingen begaan, wat het College als een reëel risico voor de verspreiding van de ziekte beschouwde.
De appellante voerde aan dat de korting onevenredig was en dat de wetgever niet de bevoegdheid had om dergelijke kortingen op te leggen. Het College verwierp deze argumenten en concludeerde dat de opgelegde korting niet onevenredig was en dat de belangenafweging door de minister correct was uitgevoerd. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 3 juli 2001 door mr. J.A. Hagen, in aanwezigheid van griffier mr. drs. B. van Velzen.