ECLI:NL:CBB:2001:AB2497
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen korting op tegemoetkoming schade door klassieke varkenspest
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 juli 2001 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant A, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het geschil ontstond naar aanleiding van een korting van 35% op de tegemoetkoming in de schade die appellant had geleden door de uitbraak van klassieke varkenspest op zijn bedrijf. De korting was opgelegd omdat appellant zich niet had gehouden aan de meldingsplicht van de varkensstapel, wat volgens de minister een overtreding van de regelgeving inhield. Appellant stelde dat de korting een administratieve boete was en dat hij niet de rechtswaarborgen had gekregen die artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) voorschrijft.
Het College oordeelde dat de opgelegde korting niet kan worden beschouwd als een leed toevoegende sanctie en dus geen 'criminal charge' in de zin van artikel 6 EVRM met zich meebracht. Het College benadrukte dat de korting niet als een boete moet worden gezien, maar als een gevolg van het niet naleven van de voorschriften die zijn opgesteld ter bescherming van de varkenshouderij en de bestrijding van besmettelijke ziekten. De rechtbank wees erop dat het naleven van de meldingsplicht cruciaal is voor een effectieve bestrijding van het varkenspestvirus en dat de overheid een beoordelingsvrijheid heeft in het toepassen van de kortingsregeling.
Appellant voerde aan dat de korting onevenredig was, omdat zijn varkens eenvoudig te traceren waren en er geen risico op verspreiding van het virus was. Het College verwierp deze argumenten en stelde dat het niet naleven van de meldingsplicht wel degelijk risico's met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat de nadelige gevolgen van de korting voor appellant niet onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met het kortingenstelsel werden gediend. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een proceskostenveroordeling.