ECLI:NL:CBB:2001:AB2226
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- I.K. Rapmund
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een energieverklaring voor een klimaatcomputer in de glastuinbouw
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, waarin de afgifte van een energieverklaring voor een klimaatcomputer werd geweigerd. De procedure begon op 2 juli 1999, toen appellant een beroepschrift indiende tegen het besluit van 21 mei 1999, waarin zijn bezwaar tegen de weigering werd afgewezen. De Minister had geoordeeld dat de investering in de klimaatcomputer niet voldeed aan de eisen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB) en de bijbehorende uitvoeringsregeling. Tijdens de zitting op 29 maart 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
De kern van het geschil betreft de vraag of de klimaatcomputer kan worden aangemerkt als een bedrijfsmiddel dat voldoet aan de specifieke eisen van de Energielijst, met name onder code 210903. Appellant stelde dat zijn systeem, dat de luchtvochtigheid en temperatuur in kassen regelt, niet onder deze code valt, omdat het niet afhankelijk is van lokale weersverwachtingen. De Minister daarentegen was van mening dat de klimaatcomputer niet voldeed aan de vereisten van de specifieke lijst en dat de investering daarom niet in aanmerking kwam voor de energie-investeringsaftrek.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft uiteindelijk geoordeeld dat de Minister de afwijzing van de energieverklaring niet voldoende had gemotiveerd. Het College vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de Minister een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaarschrift van appellant. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op ƒ 1.420,-- werden vastgesteld. Het College concludeerde dat de klimaatcomputer, hoewel niet onder de specifieke code 210903 vallend, niet zonder meer kon worden afgewezen op basis van de argumenten van de Minister.