3. De bestreden besluiten
De bestreden besluiten houden - samengevat - het volgende in.
Allereerst moet worden beoordeeld of sprake is van een bedrijfssplitsing, als bedoeld in artikel 1.3 van de Regeling.
In dit verband acht verweerder van belang dat appellanten samen met hun vader een maatschap vormen, die betrekking heeft op het veehouderijbedrijf van vader aan de D te C. Blijkens de akten van levering zal het door elk van appellanten verkregen land dienen voor de uitoefening van het veehouderijbedrijf te C. Voorts blijkt uit die akten dat sprake is van een gezamenlijke bedrijfsvoering van appellanten.
Beide appellanten maken voor de voedering en verzorging van hun stieren gebruik van machines van het bedrijf van de maatschap.
De stallen, die appellanten ieder voor zich pachten, maakten voor de verpachting deel uit van het bedrijf van de vader van appellanten. Tot de vorming van de (proef)maatschap werkten appellanten in loondienst bij hun vader.
Verweerder concludeert dat sprake is van een wijziging van de fysieke en/of financiële structuur van het bedrijf aan de D te C, zodat moet worden beoordeeld of deze wijziging hoofdzakelijk tot doel heeft verplichtingen ingevolge de toepasselijke regelgeving te ontgaan.
In dit verband wijst verweerder er op dat ingevolge de Regeling per aanvraag voor maximaal 90 stieren premie kan worden aangevraagd en dat, nu appellanten en de maatschap afzonderlijke aanvragen hebben ingediend, zij samen voor maximaal 270 stieren premie zouden kunnen aanvragen.
Verweerder overweegt voorts dat, hoewel de bedrijven van appellanten en dat van hun vader op papier gescheiden zijn, sprake is van een zodanige verwevenheid dat slechts sprake is van een administratieve scheiding. Er zijn geen omstandigheden gebleken, die er op wijzen dat de wijzigingen in bedrijfsstructuur een ander doel hebben dan de beperkingen van de regelgeving te ontgaan en daarmee financieel voordeel te behalen.
De aanvragen van appellanten zijn terecht afgewezen.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten hebben ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen de bestreden besluiten aangevoerd.
De bedrijven van appellanten zijn wel degelijk aan te merken als afzonderlijke, zelfstandige bedrijven. Dat sprake is van een administratieve scheiding van de bedrijven, zoals onder meer een eigen bedrijfsboekhouding, mestboekhouding, UBN en afzonderlijke opgaven voor de landbouwtelling, wordt door verweerder erkend.
Dat ook sprake is van zelfstandige bedrijfsexploitatie blijkt uit de door appellanten met bescheiden onderbouwde feiten. Zij hebben elk eigen grond, waar zij het voer voor de eigen stieren verbouwen, appellanten pachten elk hun eigen stal, zij verzorgen hun eigen stieren, waarvoor het voer in afzonderlijke (sleuf)silo's is opgeslagen en bovendien hebben zij elk hun eigen voederareaal, zoals dat door verweerder is goedgekeurd in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen. Nu die Regeling dezelfde definitie kent van het begrip producent als de onderhavige Regeling, dient verweerder dit begrip consequent te hanteren en appellanten dus ook met betrekking tot stierenpremie als afzonderlijke producenten te beschouwen.
Appellanten exploiteren hun eigen bedrijf voor eigen rekening en risico; van winst- of verliesdeling is geen sprake, zij hebben elk een eigen hypotheek genomen om de grond te kopen en nemen de voor hun eigen bedrijf noodzakelijke ondernemersbeslissingen, waaronder het aangaan van overeenkomsten.
Op de hoorzitting in het kader van de bezwaarprocedure is weliswaar gesteld dat zij de beide groepen stieren ook wel bij toerbeurt voeren, doch hiervan is alleen sprake in uitzonderlijke situaties, zoals vakantie en ziekte.
De maatschap, die appellanten met hun vader zijn aangegaan, heeft tot doel appellanten te zijner tijd het melkveehouderijbedrijf van vader te laten overnemen.
Nu verweerder in de bestreden besluiten veel te gemakkelijk aan de argumenten van appellanten voorbij is gegaan, kunnen die besluiten wegens strijd met het motiveringsbeginsel niet in stand blijven.
Appellanten verzoeken het College de bestreden besluiten te vernietigen met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
5. De beoordeling van het geschil
Het geschil spitst zich toe op de vraag of ieder der appellanten is aan te merken als een zelfstandig producent die op zijn eigen bedrijf, te onderscheiden van het bedrijf dat door appellanten en hun vader in maatschapsverband wordt gevoerd, runderen houdt. Het College overweegt dienaangaande als volgt.