ECLI:NL:CBB:2001:AB2106
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.M. Wolters
- H.C. Cusell
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Subsidieregeling Arbeidsvoorziening Banenpools en proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 22 mei 2001, met zaaknummer AWB 98/970, staat de toepassing van de Subsidieregeling Arbeidsvoorziening Banenpools centraal. De zaak betreft een geschil tussen de Stichting Werkgelegenheids Initiatieven Almelo (Stichting Impuls) en de Algemene Directie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerster van 7 augustus 1998, waarin het administratief beroep van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard en 36 bezwaarschriften ongegrond werden verklaard. De kern van het geschil draait om de vraag of de oude of de nieuwe versie van de subsidieregeling van toepassing is en of appellante recht heeft op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die zij heeft gemaakt in de bezwaarschriftprocedure.
De procedure begon op 11 september 1998, toen appellante haar beroepschrift indiende. De verweerster had eerder een brief gestuurd waarin zij de appellante meedeelde dat de wijziging van de subsidieregeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 1996 zou worden toegepast. Appellante stelde dat deze wijziging aanzienlijke financiële gevolgen had voor haar organisatie. Tijdens de zitting op 4 januari 2001 werd duidelijk dat appellante enkel nog beroep instelde tegen de afwijzing van haar verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
Het College oordeelde dat het bestreden besluit van verweerster, dat de kosten van rechtsbijstand niet vergoedde, terecht was. Het College verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van appellante voor zover dit gericht was tegen de afwijzing van de kostenvergoeding, en zond het beroepschrift door naar verweerster ter behandeling als bezwaarschrift. Het College concludeerde dat de brief van 25 oktober 1996 van de Regionale Directie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, en dat de verweerster het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep van appellante werd voor het overige ongegrond verklaard.