ECLI:NL:CBB:2001:AB2097
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van 's-Gravenhage, waarbij hem een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten werd geweigerd. De procedure begon op 1 maart 2000, na de ontvangst van het beroepschrift, en het onderzoek ter zitting vond plaats op 19 april 2001. De burgemeester had eerder op 21 januari 2000 een besluit genomen op het bezwaarschrift van appellant, waarin de vergunning gedeeltelijk werd geweigerd. Appellant exploiteert een recreatieinrichting en had een aanvraag ingediend voor de vergunning, maar deze werd slechts voor één kansspelautomaat verleend. De burgemeester handhaafde zijn standpunt dat de inrichting van appellant als laagdrempelig moest worden aangemerkt, maar verleende uiteindelijk, als overgangsmaatregel, alsnog een vergunning voor twee kansspelautomaten voor de periode van 1 mei 1999 tot 1 mei 2000.
Appellant voerde aan dat het besluit onterecht was genomen zonder dat hij fatsoenlijk gehoord kon worden. Hij stelde dat zijn bedrijf een bar- annex café-bedrijf is en dat de classificatie als laagdrempelig onterecht was, gezien de lange periode van exploitatie zonder problemen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellant geen rechtens te honoreren belang had bij zijn beroep, aangezien de burgemeester uiteindelijk de gevraagde vergunning voor de tweede kansspelautomaat had verleend. Het College concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen schade was aangetoond en de vergunning voor de tweede kansspelautomaat was verleend voor de relevante periode. De beslissing werd op 31 mei 2001 uitgesproken door mr. M.J. Kuiper, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier.