ECLI:NL:CBB:2001:AB1653
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A. van der Ham
- A. Bruining
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag zoogkoeienpremie op basis van Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft de maatschap A en B, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, verweerder, dat op 4 februari 2000 werd genomen. Dit besluit was een afwijzing van het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 31 mei 1999, waarin de aanvraag voor een zoogkoeienpremie werd afgewezen. De procedure begon op 16 maart 2000 met de indiening van het beroepschrift. Tijdens de zitting op 22 maart 2001 was appellante niet vertegenwoordigd, maar verweerder heeft zijn standpunt toegelicht.
De kern van het geschil draait om de toepassing van de Regeling dierlijke EG-premies, die onder andere de voorwaarden voor het verkrijgen van een zoogkoeienpremie regelt. Appellante had in haar aanvraag een aantal hectare grasland opgegeven, maar verweerder stelde vast dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de premie. De Regeling vereist dat een producent een bepaald aantal zoogkoeien houdt om in aanmerking te komen voor de premie, en dat het aantal dieren niet groter is dan het toegestane aantal grootvee-eenheden (GVE).
Het College heeft vastgesteld dat appellante geen aanvraag heeft ingediend die voldeed aan de vereisten, en dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke fout in de aanvraag. De argumenten van appellante dat LASER, de uitvoeringsdienst, haar niet had gewezen op de juiste bijdragecode, werden verworpen. Het College oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het correct invullen van de aanvraag bij appellante lag. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.