ECLI:NL:CBB:2001:AB1467
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit registratie diergeneesmiddel Convexin 8
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 april 2001 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure die was ingesteld door Schering Plough N.V. tegen de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De procedure begon op 21 december 1999, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van verweerder van 11 november 1999. Dit besluit betrof de registratie van het diergeneesmiddel Convexin 8 (REG NL 1385), waartegen appellante bezwaar had gemaakt. In de loop van de procedure heeft appellante op 20 april 2000 een aanvullend beroepschrift ingediend, waarop verweerder op 22 mei 2000 een verweerschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 15 maart 2001, waarbij verweerder zijn standpunt nader uiteenzette, terwijl appellante zich niet ter zitting liet vertegenwoordigen.
Het College heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat appellante niet in haar beroep kon worden ontvangen omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht, zorgvuldig beoordeeld. Verweerder meende dat appellante in haar beroepschrift slechts herhalingen van eerdere bezwaren had aangevoerd. Het College oordeelde echter dat appellante in haar aanvullend beroepschrift voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom zij het niet eens was met het bestreden besluit. Het College concludeerde dat het beroep van verweerder op niet-ontvankelijkheid niet kon slagen.
Vervolgens heeft het College vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit wel degelijk was ingegaan op de grieven van appellante en enkele daarvan gegrond had bevonden, wat leidde tot een wijziging van de registratie van het diergeneesmiddel. Het College vond geen gronden om te oordelen dat het bestreden besluit in rechte geen stand kon houden. Daarom werd het beroep van appellante ongegrond verklaard. Tot slot oordeelde het College dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.