ECLI:NL:CBB:2001:AB1319
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- B. van Wagtendonk
- R.P.H. Rozenbrand
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake invoer van zuivelproducten uit Aruba
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 maart 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeksters A, C en E, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. N.J. Helder. Het verzoek volgde op een besluit van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) van 23 februari 2001, waarin de invoer van een partij 'chocolate milk crumb' uit Aruba werd geweigerd op basis van artikel 16 van de Warenwetregeling Zuivelbereiding. Verzoeksters maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de president om een voorlopige voorziening, zodat het product in Nederland in het vrije verkeer kon worden gebracht totdat het bezwaar was behandeld.
De president heeft de zaak behandeld op een zitting op 21 maart 2001, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. De president overwoog dat, gezien de inwerkingtreding van de wijziging van de Warenwet op 1 februari 2001, het College niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen. Dit was het gevolg van de wijziging van artikel 23 van de Warenwet, die de rechtbank te Rotterdam bevoegd verklaarde voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet. De president concludeerde dat hij zich onbevoegd moest verklaren en het verzoekschrift om voorlopige voorziening moest doorzenden naar de rechtbank te Rotterdam.
De beslissing van de president was dus dat hij zich onbevoegd verklaarde en het verzoekschrift doorstuurde naar de rechtbank, zonder termen aanwezig te achten voor een kostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende rechtscolleges in bestuursrechtelijke zaken.