ECLI:NL:CBB:2001:AB0539
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- J.A. Hagen
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake energie-investeringsaftrek voor bakkerijovens
In deze zaak hebben appellanten, A, B en C, beroep ingesteld tegen drie besluiten van de Minister van Economische Zaken, die betrekking hebben op de afgifte van energieverklaringen voor investeringen in infrarood-branders voor bakkerijovens. De appellanten, die een brood- en banketbakkerij exploiteren, hadden aanvragen ingediend voor verklaringen dat hun investeringen in deze branders in aanmerking kwamen voor energie-investeringsaftrek, zoals bedoeld in de Wet op de Inkomstenbelasting 1964. De Minister had echter besloten dat alleen de kosten voor de branders en regelaars in aanmerking kwamen voor de aftrek, terwijl de kosten voor de ovens niet werden erkend.
De procedure begon met de indiening van gelijkluidende beroepschriften op 29 juli 1999, gevolgd door de indiening van verweerschriften door de Minister op 19 oktober 1999. De zitting vond plaats op 8 februari 2001, waar de appellanten niet verschenen, maar de Minister zijn standpunt verder toelichtte. De kern van het geschil was of de ovens als onderdeel van de branders konden worden aangemerkt voor de energie-investeringsaftrek. Het College oordeelde dat de ovens niet op de Energielijst 1998 stonden en daarom niet als investeringen in aanmerking kwamen.
Het College concludeerde dat de investeringen in de ovens niet voldeden aan de voorwaarden voor de energie-investeringsaftrek, omdat deze niet waren aangewezen in de relevante regelgeving. De appellanten voerden aan dat de branders en ovens samen één bedrijfsmiddel vormden, maar het College oordeelde dat de ovens zelfstandig functioneerden en niet noodzakelijk waren voor de werking van de branders. De beslissing van de Minister werd derhalve bevestigd, en het beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard.