ECLI:NL:CBB:2001:AB0533
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake energie-investeringsaftrek voor ovens en branders
In deze zaak hebben appellanten, A en B, beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Economische Zaken, die betrekking hebben op de energie-investeringsaftrek (EIA) voor investeringen in een infrarood-brander en een Thermo-Power Wagenoven. De appellanten, die een broodbakkerij exploiteren, hadden aanvragen ingediend voor verklaringen dat hun investeringen in de oven en brander in aanmerking kwamen voor de EIA. De Minister had echter alleen de kosten van de infrarood-brander en de regelaar goedgekeurd, terwijl de oven niet als een bestanddeel werd erkend dat in aanmerking kwam voor de aftrek.
De procedure begon met de indiening van gelijkluidende beroepschriften op 29 april 1999, tegen besluiten van 22 maart 1999. De appellanten stelden dat de oven technisch noodzakelijk was voor de werking van de brander en dat beide als één geheel moesten worden beschouwd voor de EIA. De Minister stelde echter dat de oven niet op de Energielijst 1998 stond en daarom niet in aanmerking kwam voor de aftrek. Tijdens de zitting op 27 februari 2001 hebben de partijen hun standpunten toegelicht.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de ovens niet voldeden aan de criteria voor de EIA, omdat ze niet op de Energielijst stonden en niet als bestanddeel van de brander konden worden aangemerkt. Het College benadrukte dat de Energielijst een limitatieve opsomming bevat van bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de aftrek. De uitspraak werd gedaan op 6 maart 2001, waarbij het beroep van de appellanten ongegrond werd verklaard. De kosten voor de ovens werden niet vergoed, omdat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.