ECLI:NL:CBB:2001:AB0530
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. Roemers
- M.A. van der Ham
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake herplantplicht op grond van de Boswet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 maart 2001 uitspraak gedaan in een beroep ingesteld door appellant A, die zich richtte tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. De besluiten betroffen de afwijzing van bezwaren van appellant tegen eerdere besluiten van de gedeputeerde staten van Limburg, waarin werd geweigerd om uitstel te verlenen voor de herplantplicht op twee percelen grond. Appellant had op 13 oktober 1998 een beroepschrift ingediend, nadat de besluiten van 7 september 1998 waren genomen, waarin aan de eigenaren C en D uitstel tot 1 mei 1999 werd verleend, in plaats van het door hen gevraagde uitstel tot 1 mei 2003.
De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift, waarna verweerder op 14 juni 1999 een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 24 januari 2001 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil was of appellant als belanghebbende kon worden aangemerkt, aangezien hij de bezwaarschriften van de eigenaren had ondertekend. Het College oordeelde dat appellant geen rechtstreeks belang had bij de besluiten, omdat de verplichting tot herplanting rustte op de eigenaren C en D, en niet op appellant zelf.
Het College concludeerde dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk was, omdat hij slechts een afgeleid belang had en niet kon worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Boswet. De uitspraak werd gedaan door de rechters D. Roemers, M.A. van der Ham en W.E. Doolaard, met griffier F.W. du Marchie Sarvaas aanwezig. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 maart 2001.