2. De grondslag van het geschil
2.1 De Regeling strekt onder meer tot uitvoering van Verordening (EEG) no. 805/68 houdende
een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees, en de ter uitvoering
hiervan vastgestelde Raads- en Commissieverordeningen.
Ingevolge artikel 2.3 van de Regeling kan, voorzover hier van belang, aan producenten die
op hun bedrijf stieren houden onder nader in dit artikel genoemde omstandigheden en
voorwaarden op hun verzoek jaarlijks na afloop van het betrokken verkoopseizoen een
premie worden verleend.
De premie voor runderen wordt begrensd door het voor het bedrijf van de producent
geldende veebezettingsgetal, dat onder meer wordt bepaald door het door het bedrijf in het
kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen opgegeven voederareaal.
Indien geen voederareaal is opgegeven geldt een maximum van 15 grootvee-eenheden
(GVE). E‚n stier in de leeftijdscategorie van 6 maanden tot 2 jaar levert op grond van de
toepasselijke communautaire regelgeving 0,6 GVE op.
De Regeling definieert voorts in artikel 1.1, voor zover hier van belang, een bedrijf als het
geheel van de door de producent beheerde of te zijner beschikking gestelde productie-
eenheden waarvan hij de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter is, dan wel pachter op
basis van een door de grondkamer goedgekeurd of geregistreerd pachtcontract.
De producent wordt ingevolge dit artikel, eveneens voor zover hier van belang,
gedefinieerd als individueel bedrijfshoofd, natuurlijke of rechtspersoon of
samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen die c.q. dat op zijn bedrijf
runderen houdt.
In artikel 1.3 van de Regeling is bepaald, dat een wijziging van de fysieke of financi‰le
structuur van een bedrijf na 30 juni 1992 voor de toepassing van de Regeling buiten
beschouwing wordt gelaten, indien die wijziging hoofdzakelijk het doel heeft de
verplichtingen van de in artikel 1, eerste lid, (het College leest: artikel 1.1, eerste lid)
genoemde verordeningen of deze Regeling te ontgaan.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten
en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante is een sedert 1994 bestaande maatschap van A en C. In juli 1997 is hun
beider zoon B tot de maatschap toegetreden. Appellante heeft zich in het verleden
beziggehouden met de teelt van varkens te Oijen. Daar hield zij ook stieren.
- Het bedrijf te Oijen is in 1996 be‰indigd. In 1997 is een nieuw bedrijf gekocht te
Dreumel. Men is in afwachting van een vergunning om daar de varkensteelt te
hervatten.
- Appellante heeft in november 1997 een aanvraag ingediend om premie ingevolge de
regeling voor 25 stieren in de leeftijdscategorie van 8 tot en met 20 maanden.
- Deze aanvraag is afgewezen, omdat de aangemelde stieren niet op eigen bedrijf
werden aangehouden, maar in de stallen die behoren tot het bedrijf van
A Landbouwbedrijf B.V. (hierna: de B.V.).
- Het College heeft het tegen dit besluit gerichte beroep bij uitspraak van 7 juni 2000,
no. Awb 99/13, afgewezen op grond van de overweging, dat niet staande kon worden
gehouden, dat de B.V. en de maatschap (appellante) als afzonderlijke bedrijven
moeten worden aangemerkt. Aan deze overweging lag met name de feitelijke
vaststelling ten grondslag, dat appellantes stieren tussen de ongeveer 300 stieren van
de B.V. gestald waren, terwijl bovendien voor de ten name van appellante
aangeschafte stieren geen betaling aan de B.V. had plaatsgevonden.
- Voor het verkoopseizoen 1998 heeft appellante wederom een aanvraag om premie
ingevolge de regeling ingediend.
- Genoemde aanvraag is op 17 februari 1999 namens verweerder afgewezen.
- Bij schrijven van 23 februari 1999 heeft appellante tegen dit besluit bezwaar
gemaakt.
- Ter hoorzitting van 27 september 1999 is aangegeven dat appellante de stieren van de
B.V. gekocht heeft. In een telefoongesprek na de hoorzitting is verklaard dat
appellante de stieren, waarop de aanvraag voor 1998 betrekking had, zelf rechtstreeks
in Frankrijk gekocht heeft en dat ze gehouden werden in een apart gedeelte van de
stal van de B.V.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.