ECLI:NL:CBB:2001:AB0304
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- D. Roemers
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige douaneschuld en onttrekking aan douanetoezicht in het communautaire douanevervoer
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op 21 februari 2001 in de zaken AWB 98/519 t/m 98/525. De appellante, A & B B.V., heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die de bezwaren van appellante tegen uitnodigingen tot betaling van landbouwheffing ongegrond heeft verklaard. De uitnodigingen tot betaling waren gebaseerd op de niet-zuivering van T1-documenten, die betrekking hadden op douane-expediteur activiteiten van appellante. De Belastingdienst/Douane district Arnhem had vastgesteld dat de goederen niet bij het kantoor van bestemming waren aangekomen en dat er onduidelijkheid bestond over de plaats van de overtreding of onregelmatigheid. De inspecteur heeft de heffingen opgelegd op basis van artikel 204 van het Communautair Douanewetboek (CDW), maar heeft ook een transformatie naar artikel 203 CDW overwogen.
De appellante heeft betoogd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de onttrekking aan het douanetoezicht, aangezien zij slechts als douane-expediteur heeft gefunctioneerd en niet betrokken was bij de frauduleuze handelingen. De Belastingdienst heeft echter gesteld dat de onttrekking aan het douanetoezicht in Nederland heeft plaatsgevonden, wat de bevoegdheid tot inning van de douaneschuld rechtvaardigt. Het College heeft geoordeeld dat de inspecteur zijn onderzoeksplicht niet heeft geschonden en dat appellante niet heeft aangetoond dat het communautaire vervoer regelmatig heeft plaatsgevonden. De grieven van appellante zijn ongegrond verklaard, en de beroepen zijn afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van douane-expediteurs en de noodzaak om bewijs te leveren van de regelmatigheid van douaneprocedures. Het College heeft vastgesteld dat de inspecteur terecht de heffingen heeft opgelegd, gezien het feit dat appellante niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op de kennisgeving van niet-zuivering. De beslissing van het College bevestigt de bevoegdheid van de Nederlandse douaneautoriteiten om de douaneschuld te innen, ondanks de complicaties rondom de plaats van de overtreding.