Wat betreft de grondslag van het door appellanten in bezwaar aangevochten tariefbesluit
heeft verweerder ter zitting gesteld dat ZN en de NMT de volgorde van verrichtingen en de
daaruit voortvloeiende gevolgen voor de tarifering zelf waren overeengekomen, dat
verweerder, conform artikel 17c, lid 1, van de Wtg, het overeengekomen tarief slechts heeft
goedgekeurd en dat verweerder hiermee binnen zijn bevoegdheid is gebleven.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten hebben ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen
het bestreden besluit aangevoerd.
Op grond van artikel 17b en 17c, eerste lid, van de Wtg is de bevoegdheid van verweerder
beperkt tot het goedkeuren van een tarief in de zin van de Wtg.Verweerder heeft miskend
dat artikel 17c, eerste lid, van de Wtg hem niet de bevoegdheid toekent de volgorde te
bepalen waarin prestaties moeten worden verricht wil voor ieder van die prestaties het door
verweerder per prestatie vastgestelde tarief in rekening worden gebracht. Door geen
onderscheid te maken tussen het tarief en de gevallen waarin een tarief geldt, heeft
verweerder de Wtg geschonden. Dit gebrek wordt niet geheeld doordat sprake zou zijn van
een goedkeuring van een tarief in de zin van artikel 17c, eerste lid, van de Wtg, aangezien
ook met betrekking tot die bepaling vorenbedoeld onderscheid geldt.
Door te bepalen dat voor bepaalde prestaties uitsluitend een tarief in rekening mag worden
gebracht indien die prestaties worden verricht in combinatie met andere prestaties, is
verweerder getreden in de primaire bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de tandarts.
De vraag of een verrichting dient te worden uitgevoerd behoort tot de professionele
autonomie van de tandarts, die zich bij de vraag of een bepaalde verrichting noodzakelijk is
niet mag laten leiden door het antwoord op de vraag of de prestatie al dan niet voor
vergoeding in aanmerking komt. Indien de consequentie van het bestreden tariefbesluit is
dat een tandarts voor deelverrichtingen, die uit oogpunt van de professionele autonomie
verantwoord zijn, geen vergoeding krijgt, is die consequentie onredelijk bezwarend. Bij
afweging van de betrokken belangen had verweerder in redelijkheid dan ook nimmer
goedkeuring kunnen verlenen aan de dwingend voorgeschreven behandelingsmethode.
Ter zake van hun op artikel 17c, eerste lid, van de Wtg betrekking hebbende grief hebben
appellanten ter zitting nog opgemerkt dat de motivering van de beslissing op bezwaar niet
in overeenstemming is met de tekst van deze bepaling, aangezien die bepaling uitsluitend
spreekt over de goedkeuring van een maximumtarief en niet over de goedkeuring van een
overeenkomst.
Ten aanzien van de grief dat verweerder met het opnemen van het protocol is getreden in
de bevoegdheid van de individuele tandarts hebben appellanten er ter zitting op gewezen
dat dit protocol als een richtlijn voor het handelen van de individuele tandarts moet worden
beschouwd en niet als een rigide regel dient te worden toegepast en dat het tariefbesluit
inbreuk maakt op het systeem dat de arts geen handelingen mag verrichten die niet
noodzakelijk, dan wel onnodig belastend zijn voor de pati‰nt, aangezien bepaalde
verrichtingen uitsluitend kunnen worden gedeclareerd indien zij volgen op andere
verrichtingen. Appellanten hebben voorts nog op gewezen op de onredelijk bezwarende
consequentie, dat wanneer de pati‰nt niet instemt met de behandeling de tandarts de op
hem ingevolge de met de pati‰nt gesloten behandelovereenkomst rustende verplichtingen
niet nakomt indien hij de behandeling toch uitvoert, terwijl hij de aanspraak op honorering
van de behandeling die hij wel heeft gegeven verliest, indien hij in overeenstemming met
de gemaakte afspraken handelt.
Wat betreft de hiervoor genoemde uitspraak van het College van 11 februari 1992 hebben
appellanten er ter zitting op gewezen dat de in het bestreden tariefbesluit gestelde voor-
waarde, dat aan een bepaalde verrichting bepaalde andere verrichtingen vooraf dienen te
gaan, aanmerkelijk verder gaat dan noodzakelijk is voor het bereiken van de nodige
objectiviteit en duidelijkheid van het in rekening te brengen tarief.
Ten slotte heeft de gemachtigde van appellanten nog aangevoerd dat in de bezwaarschrift-
fase zijn cli‰nte, de Associatie Nederlandse Tandartsen, niet gesteld heeft een represen-
tatieve organisatie te zijn, maar, in de wetenschap dat zij over die kwalificatie niet
beschikt, als lasthebber op te treden. Door aan dat standpunt voorbij te gaan op de wijze als
verweerder in de beslissing op bezwaar heeft gedaan, is de beschikking op dit punt
ondeugdelijk gemotiveerd.
5. Het standpunt van de NMT
De NMT heeft - samengevat - onder meer het volgende naar voren gebracht.
Het gaat er niet om of artikel 17c, eerste lid, van de Wtg van toepassing is, maar of
krachtens de Wtg voorschriften en verplichtingen aan het bestreden tariefbesluit mogen
worden verbonden, zoals de voorgeschreven volgorde van parodontologische handelingen.
Deze vraag dient bevestigend te worden beantwoord, aangezien met vorenbedoeld
voorschrift twee van de doelstellingen van de Wtg, te weten het doelmatig functioneren
van de gezondheidszorg, dat onder meer het waarborgen van een goede kwaliteit van de
dienstverlening omvat, en kostenbeheersing, worden gediend; de initi‰le parodontale
behandeling kan alleen in rekening worden gebracht in het kader van de integrale
uitvoering van een parodontologisch behandelingsplan, terwijl zonder voorafgaand
onderzoek en diagnostiek een zodanige behandeling ondoelmatig is.
Voorzover appellanten met een beroep op hun professionele autonomie stellen dat
verweerder de Wtg niet mag gebruiken voor het voorschrijven van de volgorde van
behandelingen, dient in aanmerking te worden genomen dat het bij het bestreden
tariefbesluit voorgeschreven parodontologisch behandelingsplan is ontwikkeld en ingevuld
door de NVVP, waardoor het behandelingsplan volledig aan de medische standaard
voldoet en aan de aanspraken van de pati‰nten beantwoordt.
De vergelijking met de uitspraak van het College van 11 februari 1992 inzake de
zogenoemde tweeslagrichtlijnen gaat niet op, aangezien in dat geval de tarieven afhankelijk
werden gemaakt van het toetreden tot een buiten het terrein van de Wtg liggende
overeenkomst, terwijl het in het onderhavige geval gaat om een doelmatigheidsvoorschrift,
dat in acht moet worden genomen om de onderscheiden tarieven in rekening te kunnen
brengen.