ECLI:NL:CBB:2001:AB0039
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.R. Winter
- M.S. Hoppener
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake toelating bestrijdingsmiddel Liberty
In deze zaak heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 februari 2001 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker A, die zich verzet tegen de toelating van het bestrijdingsmiddel Liberty, dat op basis van de werkzame stof glufosinaat-ammonium is goedgekeurd voor gebruik in de teelt van genetisch gemodificeerde maïs. Verzoeker heeft zijn bezorgdheid geuit over de mogelijke schade die het gebruik van dit middel kan toebrengen aan zijn gewassen, als gevolg van drift tijdens het spuiten. Hij stelt dat de toelating van Liberty onvoldoende rekening houdt met de risico's van drift en dat de milieurisico beoordeling onvolledig is uitgevoerd. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) van 27 oktober 2000, waarin de toelating van het middel werd verleend.
De president heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen onlosmakelijk en direct verband bestaat tussen het belang van verzoeker en het besluit van het CTB. De president concludeert dat de gevolgen van het gebruik van Liberty voor verzoeker niet noodzakelijkerwijs zullen optreden, aangezien dit afhankelijk is van de daadwerkelijke teelt van de genetisch gemodificeerde maïs in de nabijheid van verzoekers terrein. Bovendien is er geen spoedeisendheid aangetoond voor het verzoek om voorlopige voorziening. Daarom heeft de president het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het kennelijk ongegrond is.
De uitspraak benadrukt het belang van een direct en onlosmakelijk verband tussen de belangen van de verzoeker en het besluit waartegen beroep is ingesteld, en dat de president geen aanleiding ziet om de kosten te compenseren.