3. Het bestreden besluit
Het bestreden besluit houdt - samengevat - onder meer het volgende in.
Voor zover er in de beslissing van 12 februari 1999 een inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden van het verzoek om schadevergoeding aan de hand van artikel 91 van de Wet, is appellante in het bezwaar ontvankelijk. Het bezwaar is ongegrond, omdat de schade, ook indien er van uit dient te worden gegaan dat deze is veroorzaakt door een vervoersverbod of door een beperking van de opkoopregeling, geen gevolg is van maatregelen als bedoeld in artikel 17 of 21 van de Wet, zodat artikel 91 niet van toepassing is. Het instellen van een vervoersverbod is immers gebaseerd op artikel 30 van de Wet, terwijl de (beperking van de) opkoopregeling is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 413/97. Geen van beide zijn zij gebaseerd op artikel 17 of 21 van de Wet, terwijl er ten aanzien van appellantes bedrijf geen andere maatregelen zijn genomen die wel op deze artikelen zijn gebaseerd.
Voor zover er is beslist op het verzoek anders dan op basis van artikel 91 van de Wet heeft verweerder appellante bij ditzelfde besluit in het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, aangezien bij de door appellante gestelde oorzaken van de geleden schade geen sprake is van een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep kan worden gemaakt.
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
De schade waarvoor vergoeding wordt gevraagd, is ontstaan vanwege door verweerder genomen maatregelen ter bestrijding van de klassieke varkenspest, met name door het beperken van de opkoopregeling. Deze maatregelen zijn niet op artikel 30, maar op artikel 17 van de Wet gebaseerd, zodat op grond van artikel 91 van de Wet schadevergoeding mogelijk is.
De schade kan niet als normaal bedrijfsrisico worden aangemerkt, aangezien de omstandigheden niet normaal waren, hetgeen reeds blijkt uit het feit dat de klassieke varkenspest verweerder noodzaakte maatregelen uit te vaardigen en van een opkoopregeling gebruik te maken.
Als gevolg van het niet kunnen afvoeren van de varkens wegens het beperken van de opkoopregeling kon het gebeuren dat de varkens een gewicht bereikten van meer dan 150% van het normale gewicht. Als gevolg daarvan kwamen de stallen overvol te zitten. Wanneer in zo'n situatie de ventilatie uitvalt, dan is het stikken van de varkens niet toe te rekenen aan de storing in de ventilatie, maar is het juist het gewicht van de varkens dat heeft geleid tot de dood van 465 dieren. Onder normale omstandigheden had tijdig ingegrepen kunnen worden, want zouden de varkens meerdere uren zonder ventilatie hebben gekund.
Het stagneren van de afvoer van varkens wegens het beperken van de opkoopregeling kan niet voor rekening en risico van appellante blijven. Op grond van het gelijkheidsbeginsel (égalité devant les charges publiques) is het onterecht om de als gevolg van de maatregelen geleden schade niet aan te merken als voor vergoeding in aanmerking komende schade.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt allereerst vast dat het beroep van appellante, die daartegen ook geen grief heeft gericht, niet betrekking heeft op het onderdeel van het besluit van 28 april 1999 waarbij zij, voor zover er bij het besluit van 12 februari 1999 is beslist op het verzoek anders op basis van artikel 91 van de Wet, in het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is uitsluitend gericht tegen het onderdeel van genoemd besluit dat betrekking heeft op het verzoek op basis van artikel 91 van de Wet.
De grieven richten zich tegen het oordeel van verweerder dat op grond van artikel 91 van de Wet geen schadevergoeding mogelijk is, omdat de beperking van de opkoopregeling geen maatregel is als bedoeld in artikel 17 van de Wet. Volgens appellante is dat laatste wel het geval.
Dienaangaande overweegt het College het volgende.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de strekking van artikel 17 van de Wet is: het bevelen van maatregelen die een actieve handeling ten aanzien van individuele dieren inhouden ter voorkoming van besmetting, waaronder inenting, opsluiting, aanlijning etc. De in het artikel genoemde 'andere maatregelen' moeten in dit licht worden beschouwd. Het verbieden van het vervoer van varkens kan dan ook niet worden opgevat als "het bevelen van andere maatregelen", reeds omdat het geen bevel is tot het verrichten van een actieve handeling ten aanzien van varkens. De wettelijke grondslag voor de vervoersverboden ligt dan ook niet, en ook niet mede, in artikel 17 van de Wet, maar uitsluitend in artikel 30 van de Wet.
Ook de opkoopregeling is geen maatregel als bedoeld in artikel 17 van de Wet, nu deze regeling niet kan worden opgevat als een regeling waarin, ter voorkoming van over-brenging van besmetting, wordt bevolen om bepaalde actieve handelingen ten aanzien van dieren te verrichten. De Verordening, waarop de opkoopregeling steunt, berust op de over-weging dat de uit de toepassing van de veterinaire maatregelen voortvloeiende beperking