ECLI:NL:CBB:2000:AU1259
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- H.E. Akyürek-Kievits
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de rechtsgeldigheid van besluiten inzake heffingen eiproduktenfabrikanten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante A, vertegenwoordigd door gemachtigde J.P.M. Foxen, en verweerder het Productschap voor Pluimvee en Eieren, vertegenwoordigd door mr F.M.C. Veenman. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het niet opnieuw beslissen door verweerder op haar bezwaarschriften van 17 juni 1994 en 15 november 1995, die betrekking hadden op opgelegde vaste heffingen over de jaren 1994 en 1995. De achtergrond van het geschil ligt in eerdere uitspraken van het College van 30 juli 1997, waarin de besluiten van verweerder om de heffingen te handhaven, zijn vernietigd. Verweerder was opgedragen om opnieuw op de bezwaarschriften te beslissen.
In de procedure heeft verweerder op 4 september 1997 aan appellante meegedeeld dat hij zou overgaan tot terugbetaling van de heffingen en vergoeding van griffiekosten, maar appellante betwistte dat dit een nieuwe beslissing op haar bezwaarschriften was. Het College heeft vastgesteld dat het besluit van 4 september 1997 wel degelijk als een nieuwe beslissing kan worden aangemerkt, ondanks het ontbreken van de mededeling zoals bedoeld in artikel 6:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College oordeelt dat het besluit van verweerder voldoende inhoudelijk was om als zodanig te worden beschouwd.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat er wel degelijk een beslissing op de bezwaren was genomen. Het College heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met bezwaarschriften en de vereisten voor het nemen van besluiten.