ECLI:NL:RVS:2025:5590

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
202503862/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom opgelegd door de deken van de Orde van Advocaten Gelderland

Op 13 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers [verzoeker A] en [verzoeker B] en de deken van de Orde van Advocaten Gelderland. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen besluiten van de deken, waarbij aan de verzoekers lasten onder dwangsom zijn opgelegd. Deze lasten zijn opgelegd bij besluiten van 27 maart 2023 en gehandhaafd bij besluiten van 3 november 2023. De rechtbank Gelderland had eerder de beroepen van de verzoekers tegen deze besluiten ongegrond verklaard in een uitspraak van 27 mei 2025.

De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om de invorderingsbesluiten van 10 oktober 2025 te schorsen, die betrekking hebben op de invordering van verbeurde dwangsommen van elk € 3.000,00. Tijdens de openbare zitting op 13 november 2025 hebben beide partijen hun belangen toegelicht. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het belang van de deken bij invordering van de dwangsommen niet opweegt tegen het belang van de verzoekers om de beslissing in de hoofdzaak af te wachten. Daarom heeft de voorzieningenrechter de invorderingsbesluiten geschorst en gelast dat de deken het griffierecht van € 289,00 aan de verzoekers vergoedt.

Uitspraak

202503862/2/A3.
Datum uitspraak: 13 november 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend in [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2025 in zaak nr. 23/7252 en 23/7256 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
de deken van de Orde van Advocaten Gelderland.
Openbare zitting gehouden op 13 november 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. J. Houtman-van de Meerakker
Verschenen:
[verzoeker A] en [verzoeker B];
de deken van de Orde van Advocaten Gelderland, vertegenwoordigd door mr. F.R.H. Kuijper en mr. K. Land;
====================================
Bij besluiten van 27 maart 2023, gehandhaafd bij besluiten van 3 november 2023, heeft de deken van de Orde van Advocaten Gelderland aan [verzoekers] lasten onder dwangsom opgelegd.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 27 mei 2025 hun beroepen tegen de besluiten van 3 november 2023 ongegrond verklaard. [verzoekers] hebben tegen deze uitspraak hoger beroep bij de Afdeling ingesteld.
Bij besluiten van 10 oktober 2025 heeft de deken besloten om over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsommen van € 3.000,00 bij [verzoeker A] en € 3.000,00 bij [verzoeker B].
Op grond van artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het hoger beroep mede betrekking op deze invorderingsbesluiten.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht de invorderingsbesluiten van 10 oktober 2025 te schorsen gedurende de behandeling van het hoger beroep.
Beslissing
De voorzieningenrechter
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening de invorderingsbesluiten van de deken van de Orde van Advocaten Gelderland van 10 oktober 2025;
II.       gelast dat de deken van de Orde van Advocaten Gelderland aan [verzoeker A] en [verzoeker B] het door hun voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 289,00 vergoedt.
Gronden:
Ter zitting hebben beide partijen toegelicht wat hun belangen zijn bij het wel of niet schorsen van de invorderingsbesluiten en welk gewicht hieraan naar hun mening toekomt. De voorzieningenrechter heeft begrip voor beide standpunten, maar is uiteindelijk van oordeel dat in dit geval het belang van de deken bij invordering van de dwangsommen niet opweegt tegen het belang van [verzoekers] om de beslissing in de hoofdzaak af te wachten alvorens dwangsommen te hoeven betalen.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Houtman-van de Meerakker
griffier
929