ECLI:NL:RVS:2025:3023
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring is gesteld. Het besluit tot bewaring dateert van 1 mei 2025. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft op 15 mei 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juli 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat de minister een vreemdeling moet informeren over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de bewaring. De Afdeling concludeert dat de informatieplicht niet is geschonden, ondanks dat de informatiefolder niet duidelijk maakt dat ook zonder advocaat gebruik kan worden gemaakt van rechtsmiddelen.
De Afdeling ziet geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.